Le Corbusier
Firminy, 25 km van St.Etienne langsheen de N88 richting Le Puy-en Velay, herbergt: een ‘Unique en Europe, les oeuvres architecurales de Le Corbusier.’
De Zwitserse wereldberoemde architect liet hier een waar kunstwerk achter dat geklasseerd werd op de Unescolijst van Werelderfgoed. Het complex heet ‘Firminy Vert’ en won de grote urbanisatieprijs in 1961. Het gaat over vier thema’s: La maison de la Culture, Le Stade, La piscine de Wogenscky en L’église Saint-Pierre. In een van mijn vorige blogs maakte ik al een kennis met werk van deze architect in Ronchamp. Daar ontwierp hij ook al een speciale moderne kapel.
Om het gehele complex te bezoeken moet er betaald worden. Ik besloot me te beperken tot de kerk wat me deed denken aan een schoorsteen van de een of andere transatlantieker. De kassa is ergens onderaan de tribune van het stadium. Het stond in de steigers voor herstellingswerken en ik vond niet wat ik zocht: het verkooppunt voor entreetickets. In de kerkingang is een kiosk met wat documentatie waar het ticket afgegeven moet worden. De man in charge was zo vriendelijk, na het verhaal van me geen verkooppunt gevonden te hebben, de verschuldigde vijf euro in ontvangst te nemen. Hij zou het later wel arrangeren met zijn patron. Als bezoeker was ik de enigste geïnteresseerde voor die dag, toch een zaterdag.
Corbusier zou nooit zijn schepping aanschouwen. Hij stierf in een auto-ongeval. Zijn leerling, Eugène Claudius Petit zou het werk verder zetten naar de originele bouwplannen van de meester. In 1970 werd de eerste steen gelegd. Met vallen en opstaan wegens chronisch geldgebrek zouden er een legertje werklieden en architecten aan het ganse complex zijn kost verdienen. Pas in november 2006 plantte een groepje werklieden de Franse driekleur op de sterk aflopende dak van de kerk en schudde elkaar de hand. Het werk zat erop. De betonnen constructie was uiteindelijk een feit geworden.
De kerk beschrijven is voor mij als leek onbegonnen werk. Er zijn wel boeken te koop en uitleg in het Frans. Beetje Engels en enkele informatiepanelen in het Spaans niet te na gesproken. Laat me me ermee afmaken dat het onderste gedeelte gewijd is aan Corbusier zijn werken en de bovenverdieping de eigenlijke kerk is. Her krijgt haar licht ui de hoge ‘schouw’, wat ze ‘cannons’ noemen. Ander licht komt uit vier in aparte kleuren geschilderde muurgaten. En wat ik eerst als willekeurige ronde gaten vermoedde in de schotse scheven oplopende muur achter altaar, is eigenlijk de hemelruim met het sterrenbeeld Orion als voornaamste thema.
Raadpleeg ook de website: www.sitelecorbusier.com.
donderdag 25 juni 2009
9.Stephanois
Stéphenois
Louis Sarda en zijn vrouw Fernande wonen acht hoog in de wijk Beaulieu. Het torengebouw is een van de velen die snel opgetrokken werd in de vijftigerjaren toen St.Etienne uit haar voegen barstte en de nieuwkomers in de heuvels van de zuidoostkant onderdak moesten vinden. We vroegen aan Louis wat een Stéphanois eigenlijk is. Het zijn inwoners van St.Etienne. Meer wist hij er ons niet over te vertellen. Hij had er nog nooit bij stilgestaan. Zou het voor ons eens uitzoeken.
De bevolkingsaangroei was te danken aan de exploitatie van de koolmijnen met de daaraan leunende staat-, fiets- en wapenindustrie. St. Etienne was de bakermaat in de gloriejaren van de Tour de France. De doortocht van Europa’s grootste sportmanifest was een verplichting en vereiste van de fietsbarons. Zij waren de voornaamste sponsors. Het mooie liedje duurde tot de jaren zeventig toen, als overal in West-Europa, de mijnbarons het voor bekeken zagen en het staal ergens anders goedkoper onderdak zocht. Daarmee was ook het voortbestaan van de Stéphanoise velo een feit. Eerst werden nog per schip kolen uit Oost-Europa aangebracht naar de Noordzeehavens. Tegenwoordig gebeurt dit vanuit Zuid-Afrika met bulkcarriers. Daarom zocht de staalindustrie haar heil in de zeehavens zelf (b.v. Sidmar aan het Zeekanaal naar Gent).
Toch was alles als een sprookje begonnen. Het marxistische oriënteerde stadsbestuur had grootse plannen. Ze zouden ter uitbreiding van de stad een nieuwe stad laten bouwen in de heuvels van St.Etienne, de Beaulieu. Het kreeg de naam ‘Le Rond Point’. De toenmalige elite dat St.Etienne rijk was aan architecten werd aan het werk gezet. Ze pijnigden hun hersens en ontwierpen een futuristisch stad waar het leven in het groen aangenaam, goedkoop, functioneel en praktisch moest zijn. De architecten Eduard Hurt en Henri Gonyon realiseerden een van de zes eerste Grote Oppervlak Ensembles van Frankrijk tussen 1953 en 1956. 19 ‘barres’ en een woontoren van 22 verdiepingen voor 1.262 bewoners. De ‘low cost’ moderne comfortappartementen, badkamer incluis, waren gemiddeld 5,30 m2.
De gebouwen van de Beaulieu staan er nog. Niet meer zo frisjes als weleer. De tuintjes wat verwilderd met onkruid. Maar toch nog bewoond door, voornamelijk, oudere ‘witte’ Fransen. Andere in de haast gebouwde flats liggen er al uitgeteld tegen de grond. Ze moesten plaats maken voor open ruimten, was het excuus. De futurisme droom was een illusie. Niemand was nog kandidaat om deze betonnen stalinistische ondingen te gaan bewonen. De meesten hadden zelfs nog niet eens een garage. Stel je voor de dag van vandaag! De Sovjet-Unie lag op sterven na dood. Op de marxistische ideeën van een werkmansparadijs lag al lang niemand meer van wakker.
Toen we van een picknick uit de bossen van de Loire Forez (www.loireforez.com) huis toe reden, wees Louis me een torengebouw aan. Ook zijn dagen zijn geteld, zei hij.
Typeren is de watertoren van Montreynaud. Met zijn vliegende schotel op het dak, staat het als een baken aan de skylights van de stad. De flats waren ingebed met de toren en maakten er een deel van uit. De plannen waren er al lang om het ‘onding’ te slopen maar de flats zijn nog bewoond. De geëmotioneerde bewoners werden uitgenodigd om te stemmen voor het voortbestaan van de gecombineerde water-/flattoren. ‘Requalification ou démolition = 1 million d’euros’ (renoveren of afbreken kost één miljoen euro’s). Maar dat is dan weer democratie. Word vervolgd (www.tourisme-st-etienne.com. Zie ook: www.parc-naturel-pilat.fr).
Louis Sarda en zijn vrouw Fernande wonen acht hoog in de wijk Beaulieu. Het torengebouw is een van de velen die snel opgetrokken werd in de vijftigerjaren toen St.Etienne uit haar voegen barstte en de nieuwkomers in de heuvels van de zuidoostkant onderdak moesten vinden. We vroegen aan Louis wat een Stéphanois eigenlijk is. Het zijn inwoners van St.Etienne. Meer wist hij er ons niet over te vertellen. Hij had er nog nooit bij stilgestaan. Zou het voor ons eens uitzoeken.
De bevolkingsaangroei was te danken aan de exploitatie van de koolmijnen met de daaraan leunende staat-, fiets- en wapenindustrie. St. Etienne was de bakermaat in de gloriejaren van de Tour de France. De doortocht van Europa’s grootste sportmanifest was een verplichting en vereiste van de fietsbarons. Zij waren de voornaamste sponsors. Het mooie liedje duurde tot de jaren zeventig toen, als overal in West-Europa, de mijnbarons het voor bekeken zagen en het staal ergens anders goedkoper onderdak zocht. Daarmee was ook het voortbestaan van de Stéphanoise velo een feit. Eerst werden nog per schip kolen uit Oost-Europa aangebracht naar de Noordzeehavens. Tegenwoordig gebeurt dit vanuit Zuid-Afrika met bulkcarriers. Daarom zocht de staalindustrie haar heil in de zeehavens zelf (b.v. Sidmar aan het Zeekanaal naar Gent).
Toch was alles als een sprookje begonnen. Het marxistische oriënteerde stadsbestuur had grootse plannen. Ze zouden ter uitbreiding van de stad een nieuwe stad laten bouwen in de heuvels van St.Etienne, de Beaulieu. Het kreeg de naam ‘Le Rond Point’. De toenmalige elite dat St.Etienne rijk was aan architecten werd aan het werk gezet. Ze pijnigden hun hersens en ontwierpen een futuristisch stad waar het leven in het groen aangenaam, goedkoop, functioneel en praktisch moest zijn. De architecten Eduard Hurt en Henri Gonyon realiseerden een van de zes eerste Grote Oppervlak Ensembles van Frankrijk tussen 1953 en 1956. 19 ‘barres’ en een woontoren van 22 verdiepingen voor 1.262 bewoners. De ‘low cost’ moderne comfortappartementen, badkamer incluis, waren gemiddeld 5,30 m2.
De gebouwen van de Beaulieu staan er nog. Niet meer zo frisjes als weleer. De tuintjes wat verwilderd met onkruid. Maar toch nog bewoond door, voornamelijk, oudere ‘witte’ Fransen. Andere in de haast gebouwde flats liggen er al uitgeteld tegen de grond. Ze moesten plaats maken voor open ruimten, was het excuus. De futurisme droom was een illusie. Niemand was nog kandidaat om deze betonnen stalinistische ondingen te gaan bewonen. De meesten hadden zelfs nog niet eens een garage. Stel je voor de dag van vandaag! De Sovjet-Unie lag op sterven na dood. Op de marxistische ideeën van een werkmansparadijs lag al lang niemand meer van wakker.
Toen we van een picknick uit de bossen van de Loire Forez (www.loireforez.com) huis toe reden, wees Louis me een torengebouw aan. Ook zijn dagen zijn geteld, zei hij.
Typeren is de watertoren van Montreynaud. Met zijn vliegende schotel op het dak, staat het als een baken aan de skylights van de stad. De flats waren ingebed met de toren en maakten er een deel van uit. De plannen waren er al lang om het ‘onding’ te slopen maar de flats zijn nog bewoond. De geëmotioneerde bewoners werden uitgenodigd om te stemmen voor het voortbestaan van de gecombineerde water-/flattoren. ‘Requalification ou démolition = 1 million d’euros’ (renoveren of afbreken kost één miljoen euro’s). Maar dat is dan weer democratie. Word vervolgd (www.tourisme-st-etienne.com. Zie ook: www.parc-naturel-pilat.fr).
8. Léman
Léman
We weken wat af van onze koers en stranden aan de oevers van Lac Léman, ook Genfersee (in het Duits) en Lake Geneva geheten. Lausanne was te druk. We vonden geen parkeerplaats en bedankten om de drukke stad eventueel met het openbaar vervoer te verkennen. We zette koers over de N1 naar Genève en gingen ten anker in Morges aan de oever van Europa’s grootste meer. Deze stad was meer op onze maat gebouwd.
Morges
De ‘Fleur de Léman’ (www.morges.ch) ligt in het hart van Europa aan de rand van de Jura in het Canton du Vaud (www.region-du-leman.ch), 7,25 met de trein (Thalys) en twee weken slenteren met onze tot zwerfwagen omgebouwde bestelwagen van Brussel af gelegen.
Twee gratis krantjes, ‘Bleu’ en ‘20 minutes’ gaven ons het hot news van België: De Belgische loterij bedriegt zijn spelers en Electrabel heeft een forse Europese boete aan zijn been dat ze doorrekenen aan haar klanten. De loterij was voorpaginanieuw met als hoofding: ‘La loterie Belge rajeunit ses gagnants pour mieux séduire’, waarin het blad van leer trok dat o.a. een oud vrouwtje van + 80 dat het grote lot won, door de loterij vertaald werd: als een jong gezin. Dit om jonger mensen aan te zetten in het gokspel.
Een Bruggeling
In Morges greep op dat ogenblik de 9de Internationale Concours voor sculpteurs plaats, in hout of steen. Aan het feodale kasteel stonden een dertigtal artiesten in open lucht te kappen of hun leven ervan afhing. We troffen er een Vlaming aan. Renè Morlion is van Brugge en vertelde ons dat de forse klompsteen of -hout geloot wordt. De kunstenaars krijgen tien dagen, om naar eigen inzicht, er iets van te creëren. Elektrische werktuigen zijn niet toegelaten. Enkel beitel en hamer is het gereedschap waarmee gezwoegd wordt.
Er is ook een tentoonstelling van scheepsvaart op het meer. De historie van ‘Compagnie Générale de Navigation sur le Lac Léman’ werd er uit de doeken gedaan dat terug gaat naar de eerste raderstoomboten (paddle steamers) van begin 18de eeuw. Op het ogenblik zijn er nog drie veteranen van de ‘bel epoques’ in de vaart. De andere zijn moderne dieselschepen (www.abvl.ch, www.cgn.ch en www.patrimoine-leman.ch).
Genève
Na enkele dagen vervolgende we onze weg over de N1, richting Genève (www.geneva-tourism.ch). Met Lausanne in het achterhoofd besloten we pas de zondagmorgen deze stad aan te doen. De winkels zijn dan dicht en het verkeer is dan niet zo hectisch. En ook dit nog: het parkeren is gratis op zondag en feestdagen. Mooi meegenomen overnachten in Versoix en s’anderdaags stonden we op de Quay de Mont Black aan het monumentale monument van de Duc of Brunswick. Deze aanvullende attractie had de stad te danken aan Charles II de Brunswick. Deze schonk zijn ganse fortuin aan de stad in ruim voor een replica van het mausoleum van Scaligeri uit Verona. Over hoeveel geld het ging is een goed bewaard Zwitsers bankgeheim!
Ik bezocht de stad waar mij het meest de drie nog in dienst zijn stomers aantrokken. Zomerswarm verkoos Eliane in de schaduw van een oude eik, waar we geparkeerd stonden, te blijven (www.geneve-tourisme.ch).
Terug naar Frankrijk
Tegen de avond verlieten we de Zwitserse stad van Zwitserse horloges, Zwitserse zakmessen, Zwitserse fondue, enz. en reden zo het land uit, omdat de grenswacht vermoedelijk al aan de oefenen was voor een later Shengenakkoord. Aan de grensovergang hield geen kat die de wacht. We reden dus door. In het stadje Gex (www.paysdegex-lafaucille.com) was de hoofdbaan afgesloten. We konden niet verder. Er was een optocht aan de gang, ‘La fête de l’Oisseau’. Een carnavaleske zomeroptocht met praalwagens, fanfares en wilde verkleedpartijen. Geen maskers. Vier dagen durend feest.
Na een dik uur werd de weg vrij verklaard en konden we toch verder en, terwijl er verder gefeest werd, namen de ‘Col de la Faucille’ met hoogste punt 1.323 meter. Overnachten deden we in de afdaling aan het kathedraal van de pijpenstad St.Claude. De voornaamste industrie was hier het fabriceren van allerhande pijpen en namaak diamant.
Terug een dag later zette we koers naar een waterattractie: De vallei van de rivier Hérisson.
In de Elzas hadden we kennis gemaakt met Madeleine. Een jong meisje dat toen ze hoorde dat we van de Noordzee kwamen meteen verrukt uitriep dat ze al eens in Duinkerke was geweest. Wat een grote plas water zeg! Wist er nog als anekdote aan toe te voegen dat het toen ook carnaval was. In een adem gaf ze ons mee - ze was van de Jura – dat ze daar ook veel water hadden. Daar moesten we maar eens naartoe.
De Jura, de streek van meren, rivieren en watervallen
De Jura is een kalksteengebied met opmerkelijke kalkformaties. Overal stroomt water, vaak in watervallen en soms door ondergrondse rivieren. De bergmeren zijn meestal het resultaat van door morenen afgesloten dalen. In de bergen wemelt het van de snelstromende beekjes en bronnen, terwijl de Bressvlakte rijk is aan vele door de mens aangelegde meertjes.
De oppervlakte is 5.000 km2 waarvan 75 % berggebied. Het gebied telt één kwart miljoen inwoners (gemiddeld 50 per km2).
De watervallen van de ‘Hérisson’
Het woord ‘Hérisson’ komt van ‘Yrisson’, dat heilig water betekend. 31 watervallen en stroomversnellingen zorgen voor een nat spektakel langsheen de in 1896 aangelegd wandelpad van 3,7 km. We parkeerden onze auto aan de top (D75) op een parking dat ‘La Fromagerie’ heet. De eerste waterval is de ‘Saut Gérard’. Het is 500 meter lopen van de parking te bereiken via een afdalende bosweg. De attractie is dat je hier achteraan de waterval kunt gaan schuilen als het regent in een overhangende rots! Er worden dan ook de vele foto’s genomen van reisgenoten achter het watergordijn. Reken 2,50 uur heen en terug voor het volledige traject van de vallei. Omdat Eliane het moeilijk kon bijbenen verplaatsen we ons naar het einde van de watervallen (*). Hier is een betaalparking (€4), toeristinformatie, souvenirwinkel en een camping. De weg naar de laatste waterval, de ‘Eventail’ (de waaier) genoemd naar zijn bijzondere vorm, dondert van 65 meter hoogte omlaag en is een lust voor het oog. Het brede wandelpad erheen is beter betreedbaar en is 400 meter lang (www.cascades-du-herisson.fr).
(*) De D39 richting Doucier volgen en vervolgens de D326 zijn gezamenlijk 19km)
Cirque de Baume
Het tweede natte wereldwonder van de streek is het keteldal van Baume-les-Messieurs. Smaken verschillen en je kunt erover twisten, voor Eliane is het de ‘Eventail’, volgens mij is ‘les Tufs’ de mooiste waterval ooit in leven gezien. Bij de ingang van de grotten spuit het bovengronds gekomen water van de Dardrivier als een paardenstaart tevoorschijn. De rivier komt boven de grond te voorschijn en vormt enkele meters stroomafwaarts de beroemde waterval van ‘les Tufs’.
In het door krijtrotsen omringde hoefijzervormig keteldal bevatten de grotten: ondergrondse rivieren en meren, vleermuizen en blinde garnalen. Duur van de bezichtiging 45 min, €5,50 entree.
Om af te ronden is er nog de in de 6de eeuw gestichte ‘Keizerlijke Abdij’. De monniken zouden later de Benedictijnse Abdij van Cluny stichten.
Info
De ‘Comité Départemental de Tourisme du Jura’ geeft een nuttig boekje uit (ook te verkrijgen in het Nederlands) getiteld: Toeristische Gids, Jura ma vrai nature. www.jura-tourism.com en www.france-comte.org.
We weken wat af van onze koers en stranden aan de oevers van Lac Léman, ook Genfersee (in het Duits) en Lake Geneva geheten. Lausanne was te druk. We vonden geen parkeerplaats en bedankten om de drukke stad eventueel met het openbaar vervoer te verkennen. We zette koers over de N1 naar Genève en gingen ten anker in Morges aan de oever van Europa’s grootste meer. Deze stad was meer op onze maat gebouwd.
Morges
De ‘Fleur de Léman’ (www.morges.ch) ligt in het hart van Europa aan de rand van de Jura in het Canton du Vaud (www.region-du-leman.ch), 7,25 met de trein (Thalys) en twee weken slenteren met onze tot zwerfwagen omgebouwde bestelwagen van Brussel af gelegen.
Twee gratis krantjes, ‘Bleu’ en ‘20 minutes’ gaven ons het hot news van België: De Belgische loterij bedriegt zijn spelers en Electrabel heeft een forse Europese boete aan zijn been dat ze doorrekenen aan haar klanten. De loterij was voorpaginanieuw met als hoofding: ‘La loterie Belge rajeunit ses gagnants pour mieux séduire’, waarin het blad van leer trok dat o.a. een oud vrouwtje van + 80 dat het grote lot won, door de loterij vertaald werd: als een jong gezin. Dit om jonger mensen aan te zetten in het gokspel.
Een Bruggeling
In Morges greep op dat ogenblik de 9de Internationale Concours voor sculpteurs plaats, in hout of steen. Aan het feodale kasteel stonden een dertigtal artiesten in open lucht te kappen of hun leven ervan afhing. We troffen er een Vlaming aan. Renè Morlion is van Brugge en vertelde ons dat de forse klompsteen of -hout geloot wordt. De kunstenaars krijgen tien dagen, om naar eigen inzicht, er iets van te creëren. Elektrische werktuigen zijn niet toegelaten. Enkel beitel en hamer is het gereedschap waarmee gezwoegd wordt.
Er is ook een tentoonstelling van scheepsvaart op het meer. De historie van ‘Compagnie Générale de Navigation sur le Lac Léman’ werd er uit de doeken gedaan dat terug gaat naar de eerste raderstoomboten (paddle steamers) van begin 18de eeuw. Op het ogenblik zijn er nog drie veteranen van de ‘bel epoques’ in de vaart. De andere zijn moderne dieselschepen (www.abvl.ch, www.cgn.ch en www.patrimoine-leman.ch).
Genève
Na enkele dagen vervolgende we onze weg over de N1, richting Genève (www.geneva-tourism.ch). Met Lausanne in het achterhoofd besloten we pas de zondagmorgen deze stad aan te doen. De winkels zijn dan dicht en het verkeer is dan niet zo hectisch. En ook dit nog: het parkeren is gratis op zondag en feestdagen. Mooi meegenomen overnachten in Versoix en s’anderdaags stonden we op de Quay de Mont Black aan het monumentale monument van de Duc of Brunswick. Deze aanvullende attractie had de stad te danken aan Charles II de Brunswick. Deze schonk zijn ganse fortuin aan de stad in ruim voor een replica van het mausoleum van Scaligeri uit Verona. Over hoeveel geld het ging is een goed bewaard Zwitsers bankgeheim!
Ik bezocht de stad waar mij het meest de drie nog in dienst zijn stomers aantrokken. Zomerswarm verkoos Eliane in de schaduw van een oude eik, waar we geparkeerd stonden, te blijven (www.geneve-tourisme.ch).
Terug naar Frankrijk
Tegen de avond verlieten we de Zwitserse stad van Zwitserse horloges, Zwitserse zakmessen, Zwitserse fondue, enz. en reden zo het land uit, omdat de grenswacht vermoedelijk al aan de oefenen was voor een later Shengenakkoord. Aan de grensovergang hield geen kat die de wacht. We reden dus door. In het stadje Gex (www.paysdegex-lafaucille.com) was de hoofdbaan afgesloten. We konden niet verder. Er was een optocht aan de gang, ‘La fête de l’Oisseau’. Een carnavaleske zomeroptocht met praalwagens, fanfares en wilde verkleedpartijen. Geen maskers. Vier dagen durend feest.
Na een dik uur werd de weg vrij verklaard en konden we toch verder en, terwijl er verder gefeest werd, namen de ‘Col de la Faucille’ met hoogste punt 1.323 meter. Overnachten deden we in de afdaling aan het kathedraal van de pijpenstad St.Claude. De voornaamste industrie was hier het fabriceren van allerhande pijpen en namaak diamant.
Terug een dag later zette we koers naar een waterattractie: De vallei van de rivier Hérisson.
In de Elzas hadden we kennis gemaakt met Madeleine. Een jong meisje dat toen ze hoorde dat we van de Noordzee kwamen meteen verrukt uitriep dat ze al eens in Duinkerke was geweest. Wat een grote plas water zeg! Wist er nog als anekdote aan toe te voegen dat het toen ook carnaval was. In een adem gaf ze ons mee - ze was van de Jura – dat ze daar ook veel water hadden. Daar moesten we maar eens naartoe.
De Jura, de streek van meren, rivieren en watervallen
De Jura is een kalksteengebied met opmerkelijke kalkformaties. Overal stroomt water, vaak in watervallen en soms door ondergrondse rivieren. De bergmeren zijn meestal het resultaat van door morenen afgesloten dalen. In de bergen wemelt het van de snelstromende beekjes en bronnen, terwijl de Bressvlakte rijk is aan vele door de mens aangelegde meertjes.
De oppervlakte is 5.000 km2 waarvan 75 % berggebied. Het gebied telt één kwart miljoen inwoners (gemiddeld 50 per km2).
De watervallen van de ‘Hérisson’
Het woord ‘Hérisson’ komt van ‘Yrisson’, dat heilig water betekend. 31 watervallen en stroomversnellingen zorgen voor een nat spektakel langsheen de in 1896 aangelegd wandelpad van 3,7 km. We parkeerden onze auto aan de top (D75) op een parking dat ‘La Fromagerie’ heet. De eerste waterval is de ‘Saut Gérard’. Het is 500 meter lopen van de parking te bereiken via een afdalende bosweg. De attractie is dat je hier achteraan de waterval kunt gaan schuilen als het regent in een overhangende rots! Er worden dan ook de vele foto’s genomen van reisgenoten achter het watergordijn. Reken 2,50 uur heen en terug voor het volledige traject van de vallei. Omdat Eliane het moeilijk kon bijbenen verplaatsen we ons naar het einde van de watervallen (*). Hier is een betaalparking (€4), toeristinformatie, souvenirwinkel en een camping. De weg naar de laatste waterval, de ‘Eventail’ (de waaier) genoemd naar zijn bijzondere vorm, dondert van 65 meter hoogte omlaag en is een lust voor het oog. Het brede wandelpad erheen is beter betreedbaar en is 400 meter lang (www.cascades-du-herisson.fr).
(*) De D39 richting Doucier volgen en vervolgens de D326 zijn gezamenlijk 19km)
Cirque de Baume
Het tweede natte wereldwonder van de streek is het keteldal van Baume-les-Messieurs. Smaken verschillen en je kunt erover twisten, voor Eliane is het de ‘Eventail’, volgens mij is ‘les Tufs’ de mooiste waterval ooit in leven gezien. Bij de ingang van de grotten spuit het bovengronds gekomen water van de Dardrivier als een paardenstaart tevoorschijn. De rivier komt boven de grond te voorschijn en vormt enkele meters stroomafwaarts de beroemde waterval van ‘les Tufs’.
In het door krijtrotsen omringde hoefijzervormig keteldal bevatten de grotten: ondergrondse rivieren en meren, vleermuizen en blinde garnalen. Duur van de bezichtiging 45 min, €5,50 entree.
Om af te ronden is er nog de in de 6de eeuw gestichte ‘Keizerlijke Abdij’. De monniken zouden later de Benedictijnse Abdij van Cluny stichten.
Info
De ‘Comité Départemental de Tourisme du Jura’ geeft een nuttig boekje uit (ook te verkrijgen in het Nederlands) getiteld: Toeristische Gids, Jura ma vrai nature. www.jura-tourism.com en www.france-comte.org.
vrijdag 12 juni 2009
Verkiezing in België
Verkiezing in België
In België bestaat de kiesplicht. Dus ook voor ons. Volgens onze identiteitskaart behoren we ook tot dat polderras. We zijn ergens op weg naar Santiago de Compostela en kunnen onze reis niet afbreken. We zitten nog goed op koers en in Geubenwiller (Elzas) hadden we nog 2.192 kilometers voor de boeg. Aan de snelheid dat we vorderen zullen we misschien met Kerst op onze bestemming aankomen!
Maar nu de verkiezing. Van een bediende in het Knokse gemeentehuis kregen we een papiertje mee. We moesten het maar door de plaatselijke politie, waar we op 7 mei zouden verblijven, laten dateren en afstempelen met de gemeentestempel. Volgens het papiertje was dat in het Frans, in ons geval voor Frankrijk dus: een ‘sceau de police’.
De zondag is er in Frankrijk veel gesloten. Ook de gendarmerie heeft permanentie maar hun burelen zijn in kleine gemeenten dicht. Wij de dag voordien (zaterdag) in een dorpje naar het politiebureel om een stempeltje voor morgen.
De brave man wilde wel maar kon niet. Hoe weet ik dat je morgen hier nog bent?
Das waar ook, we komen maandag eens terug.
Gaat ook niet, je kan van alles uitgespookt hebben en ik geeft je geen dekking tot de een of andere criminaliteit! Terug naar af.
We hebben twee dorpjes aangedaan om uiteindelijk in Riquewihr, waar goddank een gemeentelijke dienst open was: het toerismebureau, een stempel te krijgen. Voordien hadden we die dag, de zondag dus, diesel getankt en betaald met Visa-kaart en centen gestoken in een parkeerautomaat. De bon en pompstationontvangstbewijs angstvallig bijgehouden als bewijs van afwezigheid uit het dierbare vaderland!
De maandag overnachtte we in Guebwiller, een stopplaats naar Santiago, en kon ik in café ‘La Wah-Wah’ mijn gmails draadloos verzenden.
De volgende stops waren Belfort, waar de citadel bezocht werd met de leeuw (Lion). Een creatie van Bartholi die ook het New Yorkse Vrijheidsbeeld ontwierp (www.citadelle-belfort.fr), en Ronchamp. De Zwitserse wereldvermaarde architect Le Combusier ontwierp hier de ‘Chapele ND du Haut’ (www.chapellederonchamp.fr).
De kapel van Corbusier
In de dertiende eeuw werd op de heuvel Bourlémont die 150 meter boven Ronchamp, een voormalig mijnwerkersstadje van 3.000 zielen oprijst, een kapel bebouwd die veel pelgrims trok. Op het dak daarvan werd later een grote Maria geplaatst. In 1913 werd ze getroffen door de bliksem, waarna de kapel in vlammen opging. De nieuwe kapel, kort daarna op dezelfde plaats gebouwd, is in 1944 weggebombardeerd.
De nieuwe kapel, wat me doet denken aan een uit de kluiten gewassen paddenstoel met scheepsschouw van een transatlantieker, verrees in 1955. De ongelovige Corbusier zei later over zijn schepping: ik heb een oord van stilte, van gebed, van vrede en innerlijke vreugde willen creëren.
De rust wordt nu verstoord door werken aan een nonnenklooster. De zusters Clarissen komen zich in de schaduw van de kapel vestigen. De orde vestigde zich rond 1250 in Besançon. Wegens te drukke stad, volgens de zusters, konden ze hun roeping niet volgen zoals het hoorde. Dat vereiste stilte. Ze rolden hun matten op en verhuisden. Het viel niet bij iedereen in de smaak. De gemoederen liepen hoog op. Petities gingen rond om de bouw van het klooster tegen te gaan. Gevreesd werd dat hierdoor o.a. de vermelding van de kapel op de lijst van Unesco werelderfgoed zou geschrapt worden. Hoe dan ook, het klooster komt er. Wel half ondergronds en, uit het zicht van de kerk achter weelderig groen weggestopt.
In eerste versnelling geraakten we de verraderlijke steile helling naar het heiligdom tot boven de parking op. Er is een souvenirshop en tentoonstelling over hoe het nieuwe klooster er binnen enkele jaren moet uitzien. Toegang was 5 euro per persoon.
In België bestaat de kiesplicht. Dus ook voor ons. Volgens onze identiteitskaart behoren we ook tot dat polderras. We zijn ergens op weg naar Santiago de Compostela en kunnen onze reis niet afbreken. We zitten nog goed op koers en in Geubenwiller (Elzas) hadden we nog 2.192 kilometers voor de boeg. Aan de snelheid dat we vorderen zullen we misschien met Kerst op onze bestemming aankomen!
Maar nu de verkiezing. Van een bediende in het Knokse gemeentehuis kregen we een papiertje mee. We moesten het maar door de plaatselijke politie, waar we op 7 mei zouden verblijven, laten dateren en afstempelen met de gemeentestempel. Volgens het papiertje was dat in het Frans, in ons geval voor Frankrijk dus: een ‘sceau de police’.
De zondag is er in Frankrijk veel gesloten. Ook de gendarmerie heeft permanentie maar hun burelen zijn in kleine gemeenten dicht. Wij de dag voordien (zaterdag) in een dorpje naar het politiebureel om een stempeltje voor morgen.
De brave man wilde wel maar kon niet. Hoe weet ik dat je morgen hier nog bent?
Das waar ook, we komen maandag eens terug.
Gaat ook niet, je kan van alles uitgespookt hebben en ik geeft je geen dekking tot de een of andere criminaliteit! Terug naar af.
We hebben twee dorpjes aangedaan om uiteindelijk in Riquewihr, waar goddank een gemeentelijke dienst open was: het toerismebureau, een stempel te krijgen. Voordien hadden we die dag, de zondag dus, diesel getankt en betaald met Visa-kaart en centen gestoken in een parkeerautomaat. De bon en pompstationontvangstbewijs angstvallig bijgehouden als bewijs van afwezigheid uit het dierbare vaderland!
De maandag overnachtte we in Guebwiller, een stopplaats naar Santiago, en kon ik in café ‘La Wah-Wah’ mijn gmails draadloos verzenden.
De volgende stops waren Belfort, waar de citadel bezocht werd met de leeuw (Lion). Een creatie van Bartholi die ook het New Yorkse Vrijheidsbeeld ontwierp (www.citadelle-belfort.fr), en Ronchamp. De Zwitserse wereldvermaarde architect Le Combusier ontwierp hier de ‘Chapele ND du Haut’ (www.chapellederonchamp.fr).
De kapel van Corbusier
In de dertiende eeuw werd op de heuvel Bourlémont die 150 meter boven Ronchamp, een voormalig mijnwerkersstadje van 3.000 zielen oprijst, een kapel bebouwd die veel pelgrims trok. Op het dak daarvan werd later een grote Maria geplaatst. In 1913 werd ze getroffen door de bliksem, waarna de kapel in vlammen opging. De nieuwe kapel, kort daarna op dezelfde plaats gebouwd, is in 1944 weggebombardeerd.
De nieuwe kapel, wat me doet denken aan een uit de kluiten gewassen paddenstoel met scheepsschouw van een transatlantieker, verrees in 1955. De ongelovige Corbusier zei later over zijn schepping: ik heb een oord van stilte, van gebed, van vrede en innerlijke vreugde willen creëren.
De rust wordt nu verstoord door werken aan een nonnenklooster. De zusters Clarissen komen zich in de schaduw van de kapel vestigen. De orde vestigde zich rond 1250 in Besançon. Wegens te drukke stad, volgens de zusters, konden ze hun roeping niet volgen zoals het hoorde. Dat vereiste stilte. Ze rolden hun matten op en verhuisden. Het viel niet bij iedereen in de smaak. De gemoederen liepen hoog op. Petities gingen rond om de bouw van het klooster tegen te gaan. Gevreesd werd dat hierdoor o.a. de vermelding van de kapel op de lijst van Unesco werelderfgoed zou geschrapt worden. Hoe dan ook, het klooster komt er. Wel half ondergronds en, uit het zicht van de kerk achter weelderig groen weggestopt.
In eerste versnelling geraakten we de verraderlijke steile helling naar het heiligdom tot boven de parking op. Er is een souvenirshop en tentoonstelling over hoe het nieuwe klooster er binnen enkele jaren moet uitzien. Toegang was 5 euro per persoon.
dinsdag 9 juni 2009
Obernai
Obernai
Op het pleintje voor de tweetorense basiliek ‘Pierre et Paul’ staat een bronzen standbeeld van een zekere Freppel. De man is van geboortig uit de streek (1924) en werd later bisschop van Angers. Als voornaamste wapenfeit toont hij in zijn linkerhand een vel papier dat als hoofd begint met Sire. Volgens de bijverklarende tekst op het beeld zou het een protestbrief zijn gericht aan Kaiser Wilhelm I de Elzas niet te annexeren in zijn heimat. Het brengt me op het idee. Om de steeds maar de terugkomende vragen over onze vaderlandse politieke onkunde uit te leggen waarschuwen we onze Franse vrienden dat “onze Waalse broeders, waarmee we volgens onze folklore al eens overhoop liggen, Frankrijk willen annexeren! “ Een zekere Madame Non, toch een ferm wuf, wil o.a. ook Brussel claimen voor de simpele reden dat ze er Frans spreken wat ook telt voor La douce France. Bruxelles, hoofdstad van Groot Frankrijk staat niet mis, mijn gedacht! Succes verzekerd!
Dit gezegd zijnde staan we hier aan de basiliek op de aanleunde ‘Rempart Monseigneur’ om te overnachten. We hebben een huisclochard te vriend. Het zit zo: de motor was nog niet afgekoeld of een tiep kwam een praatje slaan. Hij toonde een vodje papier met de uren van de H.Missen wat ons deed vermoeden dat het een devote katholiek ging. Bleek niet zo. Het was zijn tijdschema waarop hij verwacht werd om op de trappen van de kerk om te bedelen. We gaven hem een peperkoek en hij was tussen twee aalmoesbeurten niet meer van ons weg te slaan. De man zag er niet uit als een bedelaar maar was eerder verzorgd, geschoren en wel. Zeker niet de dorpsidioot! Hij had meer weg van een aan lagere wal geraakte professor. De diepgaande filosofische gespreken die we met hem hadden gingen over thema’s waarop deze zonderlingen een patent schijnen te hebben. Na de avonddienst in de kerk was hij plotseling verdwenen.
Obernai is een van deze typische Elzase plaatsjes waar de ooievaars kindjes op bestelling thuis afleveren en overwoekerd wordt door horden dagjestoeristen www.obernai.fr. Volgens onze informant wegen de nesten van de ooievaars met door de gemeente bijgeleverde karrenwiel, meer dan honderd kilogram. Soms dondert er wel eens zo’n nest naar beneden. De poep moet op geregelde tijden door de pompiers verwijderd worden.
We verplaatsten onze motorhome - wat de Fransen een camping-car noemen en in het Engels vertalen als camper- dormobil - ’s anderdaags naar de volgend bestemming: Sélestat www.selestat-tourisme.com en www.ville-selestat.fr.
Sélestat
Minder toeristisch is de binnenstad van Sélestat groter dan Obernai en, de dinsdag toen we er op de gratis ‘Parking Vauban’ ontwaakte, herschapen in een markt dat ons deed vermoede ergens in Algerije te zijn verdwaald. Ik informeerde in de plaatselijke toerismebureau waar er ergens een Internetc@fe was en kreeg meteen drie locaties aangewezen. In perfect Frans heet dat cyberc@fe. Onthouden!
Het valt op dat toeristische folders hier overal drietalig zijn (F, D, en E), soms ook in het Nederlands. Toch wat campings betreft. Speciaal een drietalig foldertje trok mijn aandacht: ‘Handi Turisme’. Ik heb het meegenomen en bestudeert. Het betreft een toegankelijkheidinfo voor rolstoelpatiënten voor de binnenstad en er is zelfs verhuring van speciale éénwielige rolstoelen (joëlette), getrokken of geduwd voor daguitstapjes in vrije natuur en de bergen www.libre.asso.fr.
De bergen in
Vanuit Sélestat trokken we terug de bergen in en voorbij een ooievaarsranch (www.cigogne-loutre.com), een roofvogelshow (www.voleriedesaigles.com) en een apenberg , waar naar het schijn apen in het wild leven (www.montagnedessinges.com), kwamen we na een forse klim (800 m) toe op ons target: Haut-Koeningsbourg, een fantastisch feodaal kasteel (www.haut-koeningsbourg.fr). Het werd verschillende malen verwoest en in 1908 in al haar glorie heropgebouwd en opengesteld voor het publiek.
Colmar
Aan een van de talrijke ronde punten werden we verwelkomt door een reusachtig New-Yorks Vrijheidsbeeld. In het toerismebureau kwamen we er snel achter dat de ontwerper van het beeld ‘liberty entlightening the world’, Auguste Bartholdi (1834-1904) was. Het ontwerp van het beeld werd door Frankrijk geschonken aan de USA. Bartholdi was van geboorte Colmarien en heeft hier dan ook zijn museum met een grote collectie van zijn creaties (www.musee-bartholdi.com). Het beeld werd in Colmar geplaatst om zijn 100 jarige overlijden te herdenken.
We overnachtte terug op een gratis parking aan de rand van de ‘Vieille Ville’. De stedelijke geldhonger de automobilisten te laten opdraaien voor alles en nog wat is blijkbaar nog niet goed doorgedrongen bij de Fransen. Wat ook wel opvalt is de tekst bij de voorbehouden plaatsen van mindervalide: ‘Vous prenez ma place, prenez aussi mon handicap’.
Colmar (www.ot-colmar.fr) is een stad van een kleine honderdduizend inwoners. De oude binnenstad met zijn talrijke typische vakwerkhuizen heeft nog een supplementaire attractie: ‘Le Petite Venise’ ligt aan een snelstromend riviertje dat doorheen de stad stroomt. Toeristen worden er, zoals in Brugge met kleine bootjes rondgevaren.
Wat is er nog te beleven? Aja, werelds langste wandeltocht. In juni vertrekt vanuit Parijs een 520 kilometer lange voettocht naar Colmar. Aankomst wordt op 20 juni verwacht. De tocht loopt door 171 gemeenten in acht departementen sinds 1981. Doorgewinterde wandelaars leggen deze afstand af, aan een gemiddelde snelheid van 7,5 km, in zeventig uur. Een vergelijkbare prestatie voor vrouwen voert van Chalons-en-Champagne naar Colmar (335 km).
Op het pleintje voor de tweetorense basiliek ‘Pierre et Paul’ staat een bronzen standbeeld van een zekere Freppel. De man is van geboortig uit de streek (1924) en werd later bisschop van Angers. Als voornaamste wapenfeit toont hij in zijn linkerhand een vel papier dat als hoofd begint met Sire. Volgens de bijverklarende tekst op het beeld zou het een protestbrief zijn gericht aan Kaiser Wilhelm I de Elzas niet te annexeren in zijn heimat. Het brengt me op het idee. Om de steeds maar de terugkomende vragen over onze vaderlandse politieke onkunde uit te leggen waarschuwen we onze Franse vrienden dat “onze Waalse broeders, waarmee we volgens onze folklore al eens overhoop liggen, Frankrijk willen annexeren! “ Een zekere Madame Non, toch een ferm wuf, wil o.a. ook Brussel claimen voor de simpele reden dat ze er Frans spreken wat ook telt voor La douce France. Bruxelles, hoofdstad van Groot Frankrijk staat niet mis, mijn gedacht! Succes verzekerd!
Dit gezegd zijnde staan we hier aan de basiliek op de aanleunde ‘Rempart Monseigneur’ om te overnachten. We hebben een huisclochard te vriend. Het zit zo: de motor was nog niet afgekoeld of een tiep kwam een praatje slaan. Hij toonde een vodje papier met de uren van de H.Missen wat ons deed vermoeden dat het een devote katholiek ging. Bleek niet zo. Het was zijn tijdschema waarop hij verwacht werd om op de trappen van de kerk om te bedelen. We gaven hem een peperkoek en hij was tussen twee aalmoesbeurten niet meer van ons weg te slaan. De man zag er niet uit als een bedelaar maar was eerder verzorgd, geschoren en wel. Zeker niet de dorpsidioot! Hij had meer weg van een aan lagere wal geraakte professor. De diepgaande filosofische gespreken die we met hem hadden gingen over thema’s waarop deze zonderlingen een patent schijnen te hebben. Na de avonddienst in de kerk was hij plotseling verdwenen.
Obernai is een van deze typische Elzase plaatsjes waar de ooievaars kindjes op bestelling thuis afleveren en overwoekerd wordt door horden dagjestoeristen www.obernai.fr. Volgens onze informant wegen de nesten van de ooievaars met door de gemeente bijgeleverde karrenwiel, meer dan honderd kilogram. Soms dondert er wel eens zo’n nest naar beneden. De poep moet op geregelde tijden door de pompiers verwijderd worden.
We verplaatsten onze motorhome - wat de Fransen een camping-car noemen en in het Engels vertalen als camper- dormobil - ’s anderdaags naar de volgend bestemming: Sélestat www.selestat-tourisme.com en www.ville-selestat.fr.
Sélestat
Minder toeristisch is de binnenstad van Sélestat groter dan Obernai en, de dinsdag toen we er op de gratis ‘Parking Vauban’ ontwaakte, herschapen in een markt dat ons deed vermoede ergens in Algerije te zijn verdwaald. Ik informeerde in de plaatselijke toerismebureau waar er ergens een Internetc@fe was en kreeg meteen drie locaties aangewezen. In perfect Frans heet dat cyberc@fe. Onthouden!
Het valt op dat toeristische folders hier overal drietalig zijn (F, D, en E), soms ook in het Nederlands. Toch wat campings betreft. Speciaal een drietalig foldertje trok mijn aandacht: ‘Handi Turisme’. Ik heb het meegenomen en bestudeert. Het betreft een toegankelijkheidinfo voor rolstoelpatiënten voor de binnenstad en er is zelfs verhuring van speciale éénwielige rolstoelen (joëlette), getrokken of geduwd voor daguitstapjes in vrije natuur en de bergen www.libre.asso.fr.
De bergen in
Vanuit Sélestat trokken we terug de bergen in en voorbij een ooievaarsranch (www.cigogne-loutre.com), een roofvogelshow (www.voleriedesaigles.com) en een apenberg , waar naar het schijn apen in het wild leven (www.montagnedessinges.com), kwamen we na een forse klim (800 m) toe op ons target: Haut-Koeningsbourg, een fantastisch feodaal kasteel (www.haut-koeningsbourg.fr). Het werd verschillende malen verwoest en in 1908 in al haar glorie heropgebouwd en opengesteld voor het publiek.
Colmar
Aan een van de talrijke ronde punten werden we verwelkomt door een reusachtig New-Yorks Vrijheidsbeeld. In het toerismebureau kwamen we er snel achter dat de ontwerper van het beeld ‘liberty entlightening the world’, Auguste Bartholdi (1834-1904) was. Het ontwerp van het beeld werd door Frankrijk geschonken aan de USA. Bartholdi was van geboorte Colmarien en heeft hier dan ook zijn museum met een grote collectie van zijn creaties (www.musee-bartholdi.com). Het beeld werd in Colmar geplaatst om zijn 100 jarige overlijden te herdenken.
We overnachtte terug op een gratis parking aan de rand van de ‘Vieille Ville’. De stedelijke geldhonger de automobilisten te laten opdraaien voor alles en nog wat is blijkbaar nog niet goed doorgedrongen bij de Fransen. Wat ook wel opvalt is de tekst bij de voorbehouden plaatsen van mindervalide: ‘Vous prenez ma place, prenez aussi mon handicap’.
Colmar (www.ot-colmar.fr) is een stad van een kleine honderdduizend inwoners. De oude binnenstad met zijn talrijke typische vakwerkhuizen heeft nog een supplementaire attractie: ‘Le Petite Venise’ ligt aan een snelstromend riviertje dat doorheen de stad stroomt. Toeristen worden er, zoals in Brugge met kleine bootjes rondgevaren.
Wat is er nog te beleven? Aja, werelds langste wandeltocht. In juni vertrekt vanuit Parijs een 520 kilometer lange voettocht naar Colmar. Aankomst wordt op 20 juni verwacht. De tocht loopt door 171 gemeenten in acht departementen sinds 1981. Doorgewinterde wandelaars leggen deze afstand af, aan een gemiddelde snelheid van 7,5 km, in zeventig uur. Een vergelijkbare prestatie voor vrouwen voert van Chalons-en-Champagne naar Colmar (335 km).
Gastronomie Alzacienne
Gastronomie Elzacienne
“Wat eten we vandaag?” Is een dagelijkse terugkerende vraag van Eliane. Moeilijk kan dat hier toch niet zijn. We nemen bijvoorbeeld worst. We hebben de keuze uit, lees even hardop met me mee, bierwurscht, brotwurscht, blüetwurscht, fleischwurscht, jambonwurscht, landjäger, lard of burespeck, lewerwurscht, metwurscht, schwarzwurscht en om het lijstje af te ronden: knack, een dubbele saucisse als frankfurter dat ze bij ons doorgaans in een glazen bokaal verkopen.
Een van de Elzas specialiteiten is ‘flammekueche’ (tarte flambée). Het is een flinterdunne broodpasta dat op hout gebakken wordt, gegarneerd met een crèmemelange (room) zachte witte kaas (Emmerthal of lokale Munsterkaas), spekblokjes en uien. Het wordt als een pizza uit de handen gegeten. Eliane lustte het, ik was er niet zot van!
En wat drinken we?
De Elzas is gekend om haar wijn. Je kunt hier een uitgestippelde wijnroute van 170 kilometers aftoeren. We kwamen hierbij ook een bekende van onze vorige reizen tegen. Tokay Pinot Gris, het bekendste wijntje uit Hongarije dat zich hier vermoedelijk ook thuis voelt. Gekend zijn hier ook de Winstubs, soort bodega’s waar je naast wijn ook smakelijk traditional Elzas cuisine voorgeschoteld krijgt.
Er is meer: bier! De Elzas is in Frankrijk het enigste regio waar beide dranken vreedzaam naast elkaar leven. Beiden worden hier geproduceerd en geconsumeerd. Op de etiketten een in traditionele kleren geklede vrouw, Elzase hoofddoek incluis, die haar bloot gat toont….!. Vrouwen!
En er nog meer: Whisky! In het stadje Ribeauvillé is er een brouwer. Gilbert Holl brouwt er zijn eigen gerstenat dat, hoe anders, Hollbier heet. Daarnaast distilleert hij Lac’Holl, ‘The French whisky Alsacien’.
De bakker en de patisserie
Als uitgangsbord hebben bakkerijen soms een ‘bretzel’. Dit is een gezouten smal broodje waarvan de uiteinden kruisvormig gebogen zijn. De drie ontstane gaten tussen de ‘armen’ worden door sommigen gezien als drie zonnen! Maar daarvoor moet je wel als rasechte Alzacien geboren zijn. Anders lukt het niet!
In het stadjes Riquewirh en Ribeauville verkopen ze dikke twee meter lange broden. ‘Pain des olives’, €6 de kilo. Je besteld hoe dik je je boterham wilt en de man snijdt er met een mes, groot als een zaagblad, het stuk eraf.
Om af te ronden hebben we nog een surprise achter de hand houden: Ein ‘kougelhoft’. Dit is een cake gebakken in een speciale vorm in aardewerk. Doet denken aan een tulband. Een geribde en conische vorm dat aan de top hol uitloopt en het symbool van de Elzas, volgens een toeristisch kookboekje, zou uitstralen (…). In het deeg worden droge rozijnen en amandel vermengd. Ook zijn andere ingrediënten volgens goesting best mogelijk (www.tourisme-Elzace.com). Smakelijk eten.
“Wat eten we vandaag?” Is een dagelijkse terugkerende vraag van Eliane. Moeilijk kan dat hier toch niet zijn. We nemen bijvoorbeeld worst. We hebben de keuze uit, lees even hardop met me mee, bierwurscht, brotwurscht, blüetwurscht, fleischwurscht, jambonwurscht, landjäger, lard of burespeck, lewerwurscht, metwurscht, schwarzwurscht en om het lijstje af te ronden: knack, een dubbele saucisse als frankfurter dat ze bij ons doorgaans in een glazen bokaal verkopen.
Een van de Elzas specialiteiten is ‘flammekueche’ (tarte flambée). Het is een flinterdunne broodpasta dat op hout gebakken wordt, gegarneerd met een crèmemelange (room) zachte witte kaas (Emmerthal of lokale Munsterkaas), spekblokjes en uien. Het wordt als een pizza uit de handen gegeten. Eliane lustte het, ik was er niet zot van!
En wat drinken we?
De Elzas is gekend om haar wijn. Je kunt hier een uitgestippelde wijnroute van 170 kilometers aftoeren. We kwamen hierbij ook een bekende van onze vorige reizen tegen. Tokay Pinot Gris, het bekendste wijntje uit Hongarije dat zich hier vermoedelijk ook thuis voelt. Gekend zijn hier ook de Winstubs, soort bodega’s waar je naast wijn ook smakelijk traditional Elzas cuisine voorgeschoteld krijgt.
Er is meer: bier! De Elzas is in Frankrijk het enigste regio waar beide dranken vreedzaam naast elkaar leven. Beiden worden hier geproduceerd en geconsumeerd. Op de etiketten een in traditionele kleren geklede vrouw, Elzase hoofddoek incluis, die haar bloot gat toont….!. Vrouwen!
En er nog meer: Whisky! In het stadje Ribeauvillé is er een brouwer. Gilbert Holl brouwt er zijn eigen gerstenat dat, hoe anders, Hollbier heet. Daarnaast distilleert hij Lac’Holl, ‘The French whisky Alsacien’.
De bakker en de patisserie
Als uitgangsbord hebben bakkerijen soms een ‘bretzel’. Dit is een gezouten smal broodje waarvan de uiteinden kruisvormig gebogen zijn. De drie ontstane gaten tussen de ‘armen’ worden door sommigen gezien als drie zonnen! Maar daarvoor moet je wel als rasechte Alzacien geboren zijn. Anders lukt het niet!
In het stadjes Riquewirh en Ribeauville verkopen ze dikke twee meter lange broden. ‘Pain des olives’, €6 de kilo. Je besteld hoe dik je je boterham wilt en de man snijdt er met een mes, groot als een zaagblad, het stuk eraf.
Om af te ronden hebben we nog een surprise achter de hand houden: Ein ‘kougelhoft’. Dit is een cake gebakken in een speciale vorm in aardewerk. Doet denken aan een tulband. Een geribde en conische vorm dat aan de top hol uitloopt en het symbool van de Elzas, volgens een toeristisch kookboekje, zou uitstralen (…). In het deeg worden droge rozijnen en amandel vermengd. Ook zijn andere ingrediënten volgens goesting best mogelijk (www.tourisme-Elzace.com). Smakelijk eten.
De fontein
De fontein
Jaren geleden zwierf ik eens door Frankrijk. De naam van het plaatsje herinner ik mij niet zo meer maar het was ergens in de Provence. Ik stond op een pleintje ergens aan ‘hotel de ville’. ‘k Had een moor op het gasfornuis gezet en toen het water kookte nam ik het eraf met de bedoeling het over te gieten in een thermosfles. Onhandig stootte ik ergens tegenaan en de moor goot haar inhoud over mijn voet. Jankend van de pijn sprong ik gekleed en al in een fontein dat het dorpspleintje sierde. Nogal een gezicht. Naar de boze blikken van de omstanders te oordelen moeten deze me wel voor de plaatselijke dorpsidioot aanzien hebben. Hoe dan ook, de schade viel nogal mee. Dat was het voornaamste.
Pas nu komen we erachter waarom deze fonteinen eigenlijk voor diende. Zeker niet om het plein op te fleuren met bloemen. In de middeleeuwen hadden ze meer een nuttiger functie. De stenen kuip valt groot uit. Sommigen zijn rond, anderen zeshoekig. De stenensegmenten worden door zware ijzer banden rondom versterkt en op hun plaats gehouden. De enigste versieren (toen) was een pilaar met bovenop een madonna met kind of andere versiering zoals de wapens van de plaatselijke heersers. De grote waterkuip stond toen op de markt en had als doel, naast het lessen van de dorst van paard en mens, de vis van de visboer levensvers te houden. In de wijnstreken diende ze tevens ook om het vatinhoud te meten. Dat verschillende nogal eens van streek tot streek. Het metriekstelsel (liters en meters) is van latere datum.
De Elzas is bekend om haar netheid. Een weelde van bloemen siert de huizen. De Duitse invloed is hier kenmerkend. De uitstekende verdiepingen boven de straten zijn niet als beschutting tegen de regen voor de voetgangers maar hadden het doel het huis te verruimen. Grondbelasting werd betaald volgens de bebouwde grond. Van een huis in Turckheim vielen ons de vensters op. Deze waren samengesteld uit kleine ronde glazen (‘kroonglas’), die in de middeleeuwen werden gebruikt als onderdeel van het venster.
Jaren geleden zwierf ik eens door Frankrijk. De naam van het plaatsje herinner ik mij niet zo meer maar het was ergens in de Provence. Ik stond op een pleintje ergens aan ‘hotel de ville’. ‘k Had een moor op het gasfornuis gezet en toen het water kookte nam ik het eraf met de bedoeling het over te gieten in een thermosfles. Onhandig stootte ik ergens tegenaan en de moor goot haar inhoud over mijn voet. Jankend van de pijn sprong ik gekleed en al in een fontein dat het dorpspleintje sierde. Nogal een gezicht. Naar de boze blikken van de omstanders te oordelen moeten deze me wel voor de plaatselijke dorpsidioot aanzien hebben. Hoe dan ook, de schade viel nogal mee. Dat was het voornaamste.
Pas nu komen we erachter waarom deze fonteinen eigenlijk voor diende. Zeker niet om het plein op te fleuren met bloemen. In de middeleeuwen hadden ze meer een nuttiger functie. De stenen kuip valt groot uit. Sommigen zijn rond, anderen zeshoekig. De stenensegmenten worden door zware ijzer banden rondom versterkt en op hun plaats gehouden. De enigste versieren (toen) was een pilaar met bovenop een madonna met kind of andere versiering zoals de wapens van de plaatselijke heersers. De grote waterkuip stond toen op de markt en had als doel, naast het lessen van de dorst van paard en mens, de vis van de visboer levensvers te houden. In de wijnstreken diende ze tevens ook om het vatinhoud te meten. Dat verschillende nogal eens van streek tot streek. Het metriekstelsel (liters en meters) is van latere datum.
De Elzas is bekend om haar netheid. Een weelde van bloemen siert de huizen. De Duitse invloed is hier kenmerkend. De uitstekende verdiepingen boven de straten zijn niet als beschutting tegen de regen voor de voetgangers maar hadden het doel het huis te verruimen. Grondbelasting werd betaald volgens de bebouwde grond. Van een huis in Turckheim vielen ons de vensters op. Deze waren samengesteld uit kleine ronde glazen (‘kroonglas’), die in de middeleeuwen werden gebruikt als onderdeel van het venster.
De Nachtwacht
Der Nachtwächter
Ik schatte hem zo begin zeventig. Hij was gekleed in een lange zwarte kapmantel met bicorne (tweepuntige hoed). In zijn linker hand torste hij een gevaarlijk uitziende hellebaard. In zijn rechter een lantaarn. Op zijn borst een hoorn. Vanonder de mantel verrade twee grijze broekspijpen en schoenpunten dat de moderne tijden eraan kwamen.
Hij slenterde door de avondlijke stilte van de verlaten steegjes dat door een volle maan verlicht werden. We waren in het wijnstadje Tuckheim (www.turckheim.fr). In zijn kielzog een sliert pensionados, waaronder ik. Eliane had bedankt de 70 minuten durende tocht op de kinderkopjes mee te balanceren.
Met tijd en stond blies op de hoorn en zong een lied: “Ho-ri-cha was ich Eich well sa ya. D’Glock’hat Zehunig’schla—ya. HanSo-ri….” enz. wat eindigde op een langgerekte “…. a’gue-ti Nacht...” (De klok heeft tien uur geslagen / Denk aan de brandende haarden en de kaarsen / Dat God en de Maagd Maria u bescherme / Ik sta op wacht en God geeft je een goede naaacht.”. Hij zou het lied gedurende de tocht veertienkeer zingen. Daarbij gaf hij zijn lantaarn aan een geïnteresseerde (goed voor de foto), en legde kameraadschappelijk zijn arm over diens rug terwijl hij de zware basstem zong. Wij in koor balkten mee: “a’gue-ti naaaacht.”.
Waarom de nachtwacht? Hij legde uit dat dit voornamelijk was om tijdelijk brand op te speuren. Brand was in die tijd een gesel dat hele wijken, zelfs steden teisterde. Trof men brand aan dat sloeg hij alarm met zijn portable telefoon (hoorn…) waarna alle klokken aan het luidden sloegen en de inwoners tot het blussen overgingen.
Door de nachtwacht kregen we ook les in vaderlandse geschiedenis, de Elzase architectuur van de gebouwen en over de beste wijnen dat de Elzas hier produceert. Dat zou komen omdat de grond bevrucht was met drakenbloed! Van ooievaars (ook al een Elzas verkoopproduct in de souvenirshops) had hij een rugzak vol moppen. Het stadje is driehoekig omwald met bijpassende drie stadspoorten. Vanuit de westelijke Munsterpoort (nog tot 1952 in dienst) werden ter dood veroordeelden naar de executieplaats buiten de stad geleidt, waaronder 26 heksen. Deze arme schapen werden tot algemeen volksvermaak verbrand tussen 1572 en 1626.
Ik schatte hem zo begin zeventig. Hij was gekleed in een lange zwarte kapmantel met bicorne (tweepuntige hoed). In zijn linker hand torste hij een gevaarlijk uitziende hellebaard. In zijn rechter een lantaarn. Op zijn borst een hoorn. Vanonder de mantel verrade twee grijze broekspijpen en schoenpunten dat de moderne tijden eraan kwamen.
Hij slenterde door de avondlijke stilte van de verlaten steegjes dat door een volle maan verlicht werden. We waren in het wijnstadje Tuckheim (www.turckheim.fr). In zijn kielzog een sliert pensionados, waaronder ik. Eliane had bedankt de 70 minuten durende tocht op de kinderkopjes mee te balanceren.
Met tijd en stond blies op de hoorn en zong een lied: “Ho-ri-cha was ich Eich well sa ya. D’Glock’hat Zehunig’schla—ya. HanSo-ri….” enz. wat eindigde op een langgerekte “…. a’gue-ti Nacht...” (De klok heeft tien uur geslagen / Denk aan de brandende haarden en de kaarsen / Dat God en de Maagd Maria u bescherme / Ik sta op wacht en God geeft je een goede naaacht.”. Hij zou het lied gedurende de tocht veertienkeer zingen. Daarbij gaf hij zijn lantaarn aan een geïnteresseerde (goed voor de foto), en legde kameraadschappelijk zijn arm over diens rug terwijl hij de zware basstem zong. Wij in koor balkten mee: “a’gue-ti naaaacht.”.
Waarom de nachtwacht? Hij legde uit dat dit voornamelijk was om tijdelijk brand op te speuren. Brand was in die tijd een gesel dat hele wijken, zelfs steden teisterde. Trof men brand aan dat sloeg hij alarm met zijn portable telefoon (hoorn…) waarna alle klokken aan het luidden sloegen en de inwoners tot het blussen overgingen.
Door de nachtwacht kregen we ook les in vaderlandse geschiedenis, de Elzase architectuur van de gebouwen en over de beste wijnen dat de Elzas hier produceert. Dat zou komen omdat de grond bevrucht was met drakenbloed! Van ooievaars (ook al een Elzas verkoopproduct in de souvenirshops) had hij een rugzak vol moppen. Het stadje is driehoekig omwald met bijpassende drie stadspoorten. Vanuit de westelijke Munsterpoort (nog tot 1952 in dienst) werden ter dood veroordeelden naar de executieplaats buiten de stad geleidt, waaronder 26 heksen. Deze arme schapen werden tot algemeen volksvermaak verbrand tussen 1572 en 1626.
Riquewirh
Riquewihr
Voor de eerste maal deze reis hadden we minder weer. Het regende, de dag voelde mottig en we bleven twee nachten op de parking van Kaysersberg (www.kaysersberg.com) voor motorhomes staan. In Kaysersberg staat het geboortehuis van Albert Schweitser, nu museum. Daarna prikte de zon door het wolkendek en we verplaatsen ons naar het met driebloemen aangeduide middeleeuwse stadje Riquewihr. Volgens de toeristische folder: ‘Perle du vignoble’ en een van ‘des Plus Beaux Villages de France’ (www.ribeauville-riquewihr.com). Op de parking voorbehouden voor autobussen vielen meteen de talrijke Duitse- en Zwitserse tourbussen op. Het stadje zit duidelijk in het commerciële reispakket van uitgekiende stopplaatsen. De uitgeschudde zwerm pensionados, die door de straatjes met kinderkopjes slenteren, zijn dan ook niet te tellen. Zoals in andere toeristische plaatsen zijn veel huizen ingericht als souvenirshop. Ze verkopen allemaal dezelfde ‘hang-, sta- en liggende- voorwerpen. Dat het slechte tijden zijn bewijst de magere verkoop en de bijna lege terrassen. Maar wat wil je voor die prijzen. Par example: een bolletje ‘glace’ kost hier €2,80. In Duitsland, recht de Rijn over waar je van hieruit het Zwarte Woud duidelijk kunt zien, heb je er bij de Italiaan al drie voor die prijs (€0,60 de bol)!
Meer aantrok trokken de postkaarten met kindertekeningen van Hansi. Er is zelfs een speciale Hansi-winkel met Hansi-museum. Hansi is het pseudoniem van de karikaturist Jean Jacques Waltz uit Colmar en is niet weg te denken in de Elzas.
Voor de eerste maal deze reis hadden we minder weer. Het regende, de dag voelde mottig en we bleven twee nachten op de parking van Kaysersberg (www.kaysersberg.com) voor motorhomes staan. In Kaysersberg staat het geboortehuis van Albert Schweitser, nu museum. Daarna prikte de zon door het wolkendek en we verplaatsen ons naar het met driebloemen aangeduide middeleeuwse stadje Riquewihr. Volgens de toeristische folder: ‘Perle du vignoble’ en een van ‘des Plus Beaux Villages de France’ (www.ribeauville-riquewihr.com). Op de parking voorbehouden voor autobussen vielen meteen de talrijke Duitse- en Zwitserse tourbussen op. Het stadje zit duidelijk in het commerciële reispakket van uitgekiende stopplaatsen. De uitgeschudde zwerm pensionados, die door de straatjes met kinderkopjes slenteren, zijn dan ook niet te tellen. Zoals in andere toeristische plaatsen zijn veel huizen ingericht als souvenirshop. Ze verkopen allemaal dezelfde ‘hang-, sta- en liggende- voorwerpen. Dat het slechte tijden zijn bewijst de magere verkoop en de bijna lege terrassen. Maar wat wil je voor die prijzen. Par example: een bolletje ‘glace’ kost hier €2,80. In Duitsland, recht de Rijn over waar je van hieruit het Zwarte Woud duidelijk kunt zien, heb je er bij de Italiaan al drie voor die prijs (€0,60 de bol)!
Meer aantrok trokken de postkaarten met kindertekeningen van Hansi. Er is zelfs een speciale Hansi-winkel met Hansi-museum. Hansi is het pseudoniem van de karikaturist Jean Jacques Waltz uit Colmar en is niet weg te denken in de Elzas.
dinsdag 2 juni 2009
Odilia
De Vogezen
Odilia
Odilia werd blindgeboren. Niet kunnen voor vader Ettico. Hij dreigde het kind van kant te maken maar de moeder verborg haar in het konijnenkot. Het kind werd later in het geniep gedoopt en wonder boven wonder kreeg het op latere leeftijd haar gezichtsvermogen terug! Een goddelijk mirakel dus. Omdat de zoon het gat schoon zag bracht hij de nu niet meer gehandicapte dochter terug bij de vader. Die verstond het zo niet en sloeg zoonlief in een woede-uitbarsting morsdood. Het werd voor de arme Odilia terug de aftocht blazen. Er zou een tweede mirakel nodig zijn om zich met haar vader te verzoenen.
Het verhaal speelde zich lang geleden af op het kasteel van Hohenburg, zomerresidentie van de Elzase hertog Ettico (7de eeuw). Om voor eens en altijd komaf te maken met dochterlief kwam hij op het lumineuze idee haar uit te huwelijke aan de een of andere kwibus. Odilia zag het niet zitten en ging op de loop achterna gezeten door haar vader te paard. Plots opende zich een rots als in het verhaal van Ali Baba en de veertig rovers en slokte het meisje op.
De vader liet zich door zijn biechtvader ompraten dat een heilige in de familie ook niet zou misstaan en je er zo je voordeel mee kon doen. Het was tevens ook wel eens een goede uitkomst om aan het vagevuur te ontkomen. Edelen werden, na royale smeergeld aan de kerk te geven, zo met de nodige aflaat toch de hemel ingeschoten. Maar moord dat kon le Bon Dieu niet zomaar door de vinger zien. Zonden moesten in het vagevuur uitgezweet worden. Om heilig verklaard te worden zijn er twee mirakelen nodig. De verzoening met haar vader werd te boek genoteerd als tweede wonder en vaderlief liet om dit heugelijk feit wereldkont te maken een klooster oprichten op zijn optrekje, de berg Hohenburg (nu Hohenbourg genoemd, 763 meter hoog). Zo ontliep hij gegarandeerd de woede van de Schepper.
Het klooster werd een belangrijk bedevaartsoord, nu door de toeristische dienst geboekstaafd als de Mont Sainte-Odile. Zoals in alle bedevaartplaatsen is er ook een heilzame bron. Wat dacht je? Juist: voor oogklachten. Volgens de legende had Odilia hier, als eerder in het Oude Testament met Mozes, met een stok tegen de rots getikt om een zieke man zijn dorst te laten lessen.
Info: www.mont-sainte-odile.com. Overnachten in zwerfauto’s niet toegelaten op de toch ruime parkings. Wij schoven onze slaapkamer geniepig tussen de auto’s op de parking van het hotel. Rustige geslapen! Er rijdt vanuit Straatsburg lijnbus 21 op geregelde tijdstippen naar het klooster. Voornaamste toeristische trekpleister aan de voet van de Vogezen is hier het stadje Obernai www.obernai.fr.
Nuttige websites: www.tourisme67.com, www.tourisme68.com, www.tourisme-alsace.com, www.maison-alsace.com.
Odilia
Odilia werd blindgeboren. Niet kunnen voor vader Ettico. Hij dreigde het kind van kant te maken maar de moeder verborg haar in het konijnenkot. Het kind werd later in het geniep gedoopt en wonder boven wonder kreeg het op latere leeftijd haar gezichtsvermogen terug! Een goddelijk mirakel dus. Omdat de zoon het gat schoon zag bracht hij de nu niet meer gehandicapte dochter terug bij de vader. Die verstond het zo niet en sloeg zoonlief in een woede-uitbarsting morsdood. Het werd voor de arme Odilia terug de aftocht blazen. Er zou een tweede mirakel nodig zijn om zich met haar vader te verzoenen.
Het verhaal speelde zich lang geleden af op het kasteel van Hohenburg, zomerresidentie van de Elzase hertog Ettico (7de eeuw). Om voor eens en altijd komaf te maken met dochterlief kwam hij op het lumineuze idee haar uit te huwelijke aan de een of andere kwibus. Odilia zag het niet zitten en ging op de loop achterna gezeten door haar vader te paard. Plots opende zich een rots als in het verhaal van Ali Baba en de veertig rovers en slokte het meisje op.
De vader liet zich door zijn biechtvader ompraten dat een heilige in de familie ook niet zou misstaan en je er zo je voordeel mee kon doen. Het was tevens ook wel eens een goede uitkomst om aan het vagevuur te ontkomen. Edelen werden, na royale smeergeld aan de kerk te geven, zo met de nodige aflaat toch de hemel ingeschoten. Maar moord dat kon le Bon Dieu niet zomaar door de vinger zien. Zonden moesten in het vagevuur uitgezweet worden. Om heilig verklaard te worden zijn er twee mirakelen nodig. De verzoening met haar vader werd te boek genoteerd als tweede wonder en vaderlief liet om dit heugelijk feit wereldkont te maken een klooster oprichten op zijn optrekje, de berg Hohenburg (nu Hohenbourg genoemd, 763 meter hoog). Zo ontliep hij gegarandeerd de woede van de Schepper.
Het klooster werd een belangrijk bedevaartsoord, nu door de toeristische dienst geboekstaafd als de Mont Sainte-Odile. Zoals in alle bedevaartplaatsen is er ook een heilzame bron. Wat dacht je? Juist: voor oogklachten. Volgens de legende had Odilia hier, als eerder in het Oude Testament met Mozes, met een stok tegen de rots getikt om een zieke man zijn dorst te laten lessen.
Info: www.mont-sainte-odile.com. Overnachten in zwerfauto’s niet toegelaten op de toch ruime parkings. Wij schoven onze slaapkamer geniepig tussen de auto’s op de parking van het hotel. Rustige geslapen! Er rijdt vanuit Straatsburg lijnbus 21 op geregelde tijdstippen naar het klooster. Voornaamste toeristische trekpleister aan de voet van de Vogezen is hier het stadje Obernai www.obernai.fr.
Nuttige websites: www.tourisme67.com, www.tourisme68.com, www.tourisme-alsace.com, www.maison-alsace.com.
Abonneren op:
Posts (Atom)