woensdag 29 juli 2009

15.Door Spanje

Door Spanje
In volle zomer door Centraal Spanje rijden is moordend. De temperaturen zijn er constant boven de 30°C. Wij hadden uitschieters van 35° tot 40°C.
Verloren
Toen we nog in de Pyreneeën waren werd er in de aangrenzende NP Ordesa een vrouw vermist. Later lazen we in Het Laatste Nieuws (gedrukt in Barcelona) dat de 61-jarige Française Thérèse Bordais na elf dagen, zonder eten en drinken, door reddingsbrigades werd gevonden. Ze hadden er ruim een week met helikopters en honden naar gezocht. Ze werd ontdekt aan de voet van een kloof waar ze haar rode T-shirt op de grond had uitgespreid om de aandacht te trekken (www.mma.es/parques).
De koele Pyreneeën verwisselden we dan ook met weemoed voor de oververhitte oven van het Iberische binnenland. Het was nog een hele toer om vanuit het NP Aigüestortes door haarspeldbochten en een paternosters aan tunnels naar de ‘vlaktes’ te rijden. Inderdaad, Spanje Interrior is alles behalve poldervlak. Een stofferig, dor en verbrokkeld landschap. Goed voor het opnemen van spaghettiwesterns. Pas aan de provinciale hoofdstad Lleida (Lérida, www.lleidatur.com) was er door irrigatie wat groen voor de fruitteelt te bespeuren. In Mequinenza, waar de Ebro met haar bijrivieren wordt opgevangen tot een stuwmeer, zouden we wat koelte aan het water onder de schaduw van sparrenbomen kunnen opzoeken.
Het stuwmeer is tevens een grote visvijver. En dat er wat te vangen valt? Toen we er waren kreeg de 11-jarige Britse Jessica Wanstall een klepper van 2 meter groot en 90 kilo zware meerval aan de lijn. Die trok haar zo hard richting het water dat haar vader haar moest vastgrijpen. Twintig minuten lang leverde het duo een hevig gevecht. Uiteindelijk werden hun inspanningen beloond. Na een foto genomen te hebben werd de vis terug in het water geworpen.
In Alcaniz sloegen we de N232 in richting kust. Daarvoor moesten we over de bergketen ‘El Maestrat’. Langsheen de baan stond aangegeven dat er een speciale parking voor zwerfauto’s was. We besloten er te overnachten maar misreden ons en kwamen bovenop de parking van het kasteel, annex middeleeuwse stad Morella terecht (www.morella.net). Toen brak er een hevige storm uit en we schommelden met onze zwerfwagen, duizendmeter hoog, gevaarlijk heen en weer. We stonden onder een treurwilg dat onze auto gevaarlijk met haar lange takken begon te geselen. Een andere boom zag het niet meer zitten en gaf de geest in dit windgeweld. Ze kraakte af en kwam naast een geparkeerde auto terecht. Wij besloten een eindje op te schuiven naar een plaats waar al enkele bomen met de wind de bergaf waren meegereisd. Kon er zo al geen meer op ons dak terecht komen. De berg terug afrijden vonden we geen opzie wegens te gevaarlijk met die rukwinden.
’s Morgens was het wind wat gaan liggen en we vervolgden onze weg. Na nog de Puerto Toro Miro - een col van 1.204 m hoog - overgestoken te hebben, waren we over ons hoogtepunt heen en was het nog een lange haarspeldbochtige afdaling naar de kust, waar we in het plaatsje Vinaros konden pootje baden in de Middellandse zee (www.vinaros.org/turismo, www.comunitatvalenciana.com).
Valencia
We hadden besloten Valencia te bezoeken. Vooreerst omdat het voor mij de thuishaven was geweest van de Rederij Hermans uit Brugge. We verscheepten toen sinaasappelen naar Ierland. Van het centraal in de stad gelegen haventje El Grau schoot niet veel meer herkenbaars over. Het werd sterk gerenoveerd toen de finale van 32ste America’n Cup in 2007 hier haar finale beslissing uitvocht. In haar 152-jarige geschiedenis werd door twaalf teams voor de eerste maal in Europa gevaren. Auckland had toen aan de race 300 miljoen dollars verdient.
Een sciencefictionstad
De sinaasappelstad had eerder al wat aardige prestige plannen tot verbouwingkoorts. Van het oude havenkwartier vond ik niets meer terug. Volledig gesloopt om brede lanen en nieuwbouw toe te laten. Ook de brede stroom - de Turia – dat Valencia in twee delen sneed was omgeleid langs de zuidkant van de stad. In de drooggevallen bedding legde men een kilometers lang park aan (Jardines de Turia). De Valenciaanse bruggenbouwer Santiago Calatrava kreeg opdracht eroverheen een speciale in het oog springende brug te bouwen. Dit project viel zo goed mee dat hij ook maar zijn gang mocht gaan de rivierbedding vol te stuwen met spraakmakende gebouwen. Geld speelde geen rol. Het resultaat is Ciudad las Artes y las Ciencias (Kunst- en Wetenschapsstad: www.cac.es). Het is ongelooflijk wat die Spanjaarden hier voort elkaar hebben gebokst. Honderden miljoenen euro’s werden gepompt in de architecturale prestigeprojecten. We keken onze ogen uit onze kop. (www.turisvalencia.es. Voor de feestelijkheden en zeker de niet te missen de Fallas: www.lokalefestiviteiten.com, www.fallas.com).
Andalusia
Granada met zijn fameuze Alhambra reden we voorbij. Dit bezochten we al eens toen de Vlamingen aan de Belgische kust nog Frans spraken!
We doorkliefden de indrukwekkende nog besneeuwde bergketen van de Sierra Nevada met zijn grillige rotsformaties. Talrijke borden verwezen naar nationale parken en we schoven over de Puerto de la Mora (1.380 m) waar tal van opsleepwagen de overladen auto’s van Poldermarokkanen moesten wegslepen met verhitte radiatoren. Het eigenaardige dat ons is bijgebleven is dat Marokkanen ook hun matras meenemen naar het land van oorsprong. Slapen ze daar op de grond? Een in Nederland geregistreerde auto met caravan bleef ook aan de weg staan, wachtend tot er hulp kwam opdagen.
In de buurt van Benalde de Guadix passeerden we ook talrijke rotswoningen die bewoond bleken. Lekker fris in de zomer en warm in de winter. Maar hoe zit dat dan met de grondbelasting? Duizend vragen, weinig antwoorden.
Naar Portugal
Ons einddoel was eigenlijk de Portugese Algarve. We volgden nu de ‘Autovia de Mediterraneo’: A7, A92 naar Sevilla en de A49 die ons naar de grens zou leidden. Tweemaal werd er in de broeihitte op het terrein van een TIR- dito benzinestation overnacht.
Op de laatste truckerparking werden we gewekt door het gekwetter van duizenden spreeuwen. Ze hadden zich de avond voordien als een zwarte verenwolk massaal in de schaarse bomen laten neerstuiken.
De eentonigheid van de baan werd onderbroken door de uitgestrektheid van de olijfplantages in witte kalkgrond. Het enigste dat hier blijkbaar wortel schiet.
De doortocht in Sevilla verliep niet naar wens. Slecht aangeduide (of het gemis ervan) verkeersborden en de onhoffelijkheid van de Spaanse chauffeurs, die je nooit de kans geven van richting te laten veranderen, was oorzaak dat we een gedeelte van de Andalusische stad bezochten wat we niet wensten.
Romeria
Toch zouden we Spanje bijlange nog niet verlaten. We verlieten de hoofdbaan aan de wegaanduiding E1/A483. Deze weg bracht ons in het NP van Donana, een uitgestrekt natuurgebied ten zuiden van de Guadalquivir. De bedoeling van mij was hier Eliane met een speciaal bedevaartsoord te laten kennis maken. De straten zijn niet geplaveid maar bestaan enkel als origineel uit duinzand. In El Rocio wordt Ntra. Sra. del Rocoi de Pastora aangebeden (el oracion). De Romeria (de bedevaart) heeft steeds plaats op Pinksterzondag (voor 2010 is dit 23 mei), maar het feest wordt verspreidt over enkele dagen. Het trekt een massa volk.
Websites: www.donanavisitas.com, www.donana.es, www.incentivosdonana.net en www.donana.nature.com.
Costa de la Luz (lichtkust)
Nu dat we er tocht waren zochten we ons een verfrissend plekje uit aan de Golf van Cadiz, de Atlantische Oceaan. Het nationaal park aan zee zelf is begrensd door twee badplaatsen: Matalascanas ten zuidoosten en Mazagon noordwest. De lange ‘kustweg’ daartussen heeft weinig toegang tot het strand. De twee steden is niet te doen. In de zomer te druk. Wel ontwaarden we enkele richtingsborden naar campings en één parador. Maar ik wist beter. We reden voorbij de chemische- en raffinaderijen naar Huelva (www.turismohuelva.org) en sloegen daar terug de weg in naar zee (A497). Bestemming was nu Punta Umbria. Tot onze verassing bestond het klandizie hier overwegend uit Spanjaarden, weinig of geen andere nationaliteiten en geen Benidormse toestanden. We vonden plaats aan het uiterste punt aan het strand met zicht op de Ria van de rivieren Odiel en Tinto (zie hieronder).
Omdat we ons er direct thuis voelden - breed fijn zanderig strand, bloedmooie meisjes en stoere gebruinde jongens (kitesurfers) - besloten we ook hier maar vakantie te nemen. De frisse zeebries had wel eerlijk gezegd de doorslag gegeven. Voor Eliane de duizenden schelpen die wachtten om opgeraapt te worden!
Op 3 augustus in 1492 zag men van hieruit ook drie karvelen de zee inzeilden. Aan boord admiraal Cristobal Colon (Columbus), die op zoek ging naar een kortere weg naar Los Indios. Ook Cortes vertrok van hieruit, maar met minder vreedzame bedoelingen.
De goudkoorts van de conquistadores was oorzaak van de ongecontroleerde boskap voor de scheepsbouw, waardoor Spanje nu nog met de gevolgen zit opgescheept.
*******
Info voor zwerfautobezitters.
Op het uiterste punt van Punta Umbria is een harde roodzanderige parking (Paseo Maritimo de la Canaleta). Je betaald aan een ticketverkoper 1 euro (voor een goede sociaal doel (*) om er de ganse dag te mogen staan. Je staat er half in de duinen begrensd door de Ria (riviermond) met jachthavens en fijn breed zandstrand. Geen kwallen. Het strand is ingedeeld in een gedeelte voor kitesurfers en zwemmers. Er zijn kosteloos stranddouches en propere wc’s voorzien voor mindervalide badgasten (toiletmadam steeds aanwezig). Zwerfvuil op het strand en in de duinen word door gemeentewerklieden opgeruimd. Ook een strandkuismachine is ’s morgens aan het werk. De bakker komt tweemaal daags langs (10 en 20 uur). Supermarkt aan de toegang tot de badstad. Op het strand beachbars en -restaurants: Paëlla mix voor twee €9 elk, Paëlla marisco’s (schelpdieren) €10. Koffie, frisdrank en tapbier €1,50.
(*) Contribuya a una buena obra social: Pidalo Siempte.)
Algemeen
Spanje algemeen: www.spain.info, www.spaansverkeersbureau.nl.
Wist je dat in de Val d’Aran, zoals België met haar Duitstalige kantons, officieel drie talig is? Catalaans, Castilliaans (Spaans) en Aronees.
Motorhome in het Catalaans is autocaravane, in het Castilliaans: autocaravana en in het Catalaans-Engels: campervan.
© www.camperreiswegwijzer.com

14 Pyreneeën

De Pyreneeën
Je leeft maar één keer en het is niet nodig de onnozelaar uit te hangen en te eindigen als een kamikaze, daar heeft niemand wat aan, was de les dat we leerden in Albanië (*).
Albanezen gaan in eerste versnelling in een rustig tempo een steile berghelling af. Als remolie gebruiken ze ‘Ecool’, een olie dat hoge temperaturen verdraagt. Voor de rest laten ze de zwaartekracht gratis haar werk doen.
Een dag later, nadat circus Tour de Franse over de top van de Tourmalet (1.115 m) was gezwoegd, deden we de lange bochtige afdaling ook op onze sokken. Voor sommige chauffeurs gaat het inderdaad nooit snel genoeg en schoten, waaronder grote motorhomes, ons met ware doodsverachting voorbij de berghelling af. Het skioord La Mongie daargelaten is het toch 16 kilometer scherp dalen tot aan het eerste teken van beschaving in Ste-Marie-de-Campan (850 m). Van daaraf kon het veiliger in tweede tot in het thermale badplaatsje Bagnères-de-Bigorre, waar we een zachte landing deden (www.bagneresdebigorre-lamongie.com). Toch nog altijd goed voor een hoogte van 550 meter. Voor we de stad bereikten hadden we de fameuze Grotten van Médous gepasseerd.
De legende van de Pyreneeën
Pyrène was de bloedmooie dochter van Bébrycius, koning van de Iberianen die op twee ruggen van de huidige Pyreneeën leefde. Het meisje werd aangebeden door Héraclès. Op een keer was hij gast ten huize van… en na een dronken bui verkrachte hij het arme kind.
Op het einde van haar dracht baarde Pyrène een monster: een hydra met zeven koppen. Ze durfde haar vader niet in vertrouwen te nemen en vluchtte de bergen in waar ze verslonden werd door wilde beesten.
Toen Héraclès dit vernam was hij troosteloos en berouwvol. Hij gaf de naam van haar aan de bergen. Daarna trok hij er op uit om het monster, dat hijzelf verwekt had, te doden.
Frankrijk viert feest
We vierden ‘Quatorze Juillet’, Frankrijk’s nationale feestdag, mee in Bagnères. ’s Morgens was er een officiële optocht naar het oorlogsmonument van ‘Nos enfants’ van 1914-18. Europa had toen de bloei van zijn jeugd glorieus laten afslachten in een zinloze oorlog. Door de sous prefect werd een stokoude veteraan gedecoreerd, bloemen aan het monument gelegd en als slot het liedje dat onze minister Leterme zo goed kon zingen, gespeeld door de plaatselijke fanfare. Geen toespraken. ’s Avond vuurwerk en bal populaire op de Place Coustous.
Val ‘Aran
We besloten af te reizen naar Spanje.
Verzadigd van het eeuwige gedraai in de haarspeldbochten besloten we de gemakkelijkere weg across the hill, van Montejeau naar Lleida, te nemen (D33, N125 dewelke aan de grens in Spanje N230 wordt). Daarvoor moet je wel door een lange tunnel dat geboord werd tussen de bergpieken van de Maladeta (Pico de Aneto van 3.408 m en aan de andere kant 2645 meter van de Tuc de Sarrahèra in het nationale Park van Aigüestortes).
In Vielha sloegen we de zijweg in (C28) naar het plaatsje Arties waar we ten anker gingen op camping ‘Era Yerla’ (www.aranweb.comp/yerla ).
De plundering
Hafweg de jaren ’30 van de vorige eeuw stonden er op de kade van Barcelona een partij kisten. Ze waren geadresseerd aan de krantentycoon Randolph Hearts. Zoals veel nieuw rijke Amerikanen was Hearts dol op oud Europese kunst. Romeinse zuilen, Grieks aardewerk en antieke renaissance meubelen werden door antiquairs opgekocht in het naoorlogs verarmde Europa. Alles bleek te koop voor harde dollars. De kisten in Barcelona bevatten de complete Romaanse kloostergang uit La Seu d’Urgell ingepakt in rieten matten. Alle stenen waren genummerd om terug opgezet te worden in zijn San Simeon Castle in San Francisco.
Toen kwam de Grote Depressie. Door financiële problemen moest Hearts de bouw van zijn sprookjespaleis stop zetten. De kloostergang bleef op de kade staan tot Franco aan de macht kwam. Voortaan werd verboden nog Spaanse patrimonium te versjacheren aan buitenlanders. De kloostergang kreeg terug haar oorspronkelijke plaats aan de kathedraal van La Seu d’Urgell.
Cadafalch
De rooftochten in de Vall d’Aran begonnen nadat Josep Puig i Cadafalch (1867-1956), architect en historicus uit Barcelona, in 1907 een wetenschappelijke expeditie leidde. Dit gebeurde voor rekening van het instituut ‘d’Estudis Catalan’. Met nog twee collega’s trokken ze er op uit tot het herontdekken van de Romaanse erfgoed. Gewapend met cameramateriaal werd te voet en met pakezels de bagage en tenten de bergen overtrokken naar de afgelegen bergdorpen. Hij fotografeerde de Romaanse kerkjes met hun kerkschatten, publiceerde het in illustrerende tijdschriften en maakte er zelf een boek over: L’arquitectura Romanica a Cataluya.
Wegen waren toe onbestaande en het was een waren expeditie geweest om het gebied, de Alta Ribagorça, te betreden. Nu zijn deze gebieden opengesteld voor het grote publiek. Zeker sinds de Spaanse Koninklijke familie het skioord Sankt Moritz verving voor eigen streek. Ze lieten er een chalet bouwen en de rest van de paleiskudde volgde.
Nu zijn er tunnels geboord door de rotsen. De langste zoals vermeld: tussen Vielha en Vilaller.


In Vall de Boï bezochten we zelf de Romaanse kerkjes waaronder het meest bekende van Boï: San Climent de Taüll (11de eeuw, evenals de andere kerkjes erkend door de Unesco sedert 30 november 2000 en enkel open om 11uur). Het is een nijdige haarspeldbochtige klim naar boven. Je vraag je toch af waarom die kerkjes altijd op zo’n onbereikbare plaats moesten staan!
Uiteraard kwam de erkenning veel te laat. Muurschilderingen (fresco’s) werden gedemonteerd. Kalle kerkmuren bleven over. Deze techniek noemt men ‘strappo’. Gelukkig worden nu de originele muurschilderingen (fresco’s) bewaard in het museum van Catalaanse kunst in Barcelona. Er zijn afdelingen speciaal aan deze Pyrenese Romaanse kerkjes gewijd, zodat je niet halsbrekende toeren moet gaan uithalen in de bergen. Ter plaatse zijn het kopieën. Voor de reumapatiënten onder ons is er op het einde van het dal een spa: Caldes de Boï. Twee hotels voorzien de patiënten met alles erop en eraan. Ze hebben hun ontstaan te danken aan plaatselijke warmwaterbronnen.
De tweede overnachting deden we niet in het peperdure kuuroord maar een eindje terug bergafwaarts tussen Barruera en Cardet aan de Riu la Noguera de Tor, een snelstromende bergrivier wat rest van een reusachtige gletsjer waardoor het dal ontstond door uitschuring.
Websites: www.catalunyaturismo.com. Romaans erfgoed: www.vallboi.com, www.aran.org. Natuur excursies: www.lapetjada.com, www.ajuntamentdetremp.com/terreta/
Nationaal Park van Aigüestortes (www.esenciapireneos.com, www.torismearan.org, www.mma.es/parques. Espot Visitors Centre: www.mma.es)
(*)© www.camperreiswegwijzer.com: Zwerven in de Balkan zie hoofdstuk over Albanië.

maandag 20 juli 2009

13. Santiago

SANTIAGO
In Le Puy-en-Velay komen alle pelgrims vanuit Oost-Europa samen. Ze zijn van andere backpackers te onderscheiden aan een St. Jacobsschelp dat ze zichtbaar meedragen. Het zwelgt hier sterk aan met andere Europeanen waaronder de Fransen het leeuwenaandeel opeisen.
De weg loopt over de hoogten van het Massif Central naar de Pyreneeën, waar in St. Jean-Pied-de-Port twee andere hoofdwegen samenkomen, n.l vanuit Parijs-Tours en Vézelay voor de Noord-Europeanen, waarbij ook België en Nederland behoren. De Zuidoost-Europeanen waaronder de Balkan en de Italianen steken via de Arlesweg zo door de ‘Col du Somport’, de Pyreneeën over naar het Spaanse Oloron en Jaca.
De Grote Samenkomst wordt dan het Spaanse Puento de la Reina. Van hieruit begint de eigenlijke Camino Francès (de Franse weg), de boulevard der pelgrims (www.chemindecompostelle.co). Deze weg is tevens het ruggenmerg van de talrijke Spaanse camino’s die als ribben op de ruggraad aansluiten. Deze ‘ribbenaanwas’ groeit naarmate men het einddoel nadert. Ook vanuit Portugal sluiten zich pelgrimswegen aan.
Camino Francès
In 1999 deed ik al de ‘Camino Francès’ vanuit Saint-Jean-Pied-de-Port over de Pyreneeën naar Pamplona. De totale afstand naar Santiago was 750 kilometer. Tien jaar later wilden we het nogmaals overdoen. Nu vanuit Le Puy: nu is de totale afstand 1.600 kilometer.
Het eerste deel van deze Franse pelgrimsweg: ‘la Via Podiensis’, loopt (om er maar enkele te noemen): over Montbonnet, Saugues, St.Alban-sur-Limagriole, Nasbinals, Espalion, Estaing, Conques, Figeac en Cahors. We doorkruisten de departementen: Haute-Loire, Lozère, Aveyron en Lot.
In Floirac komen de Santiagowegen: ‘Via Bourbonnais – Auverne’ en de ‘Via Lemovicensis’ samen. In Cahors is het onze toer deze te vervoegen. In Ostaban, aan de voet van de Pyreneeën, komen Tours en Vezelay ons gezelschap houden. Dat zijn voorlopig zowat de voornaamste Franse routes. Voor we zover zijn zullen er nog veel kleinere aansluiten. En in Saint-Jean-Pied-de-Port wordt het een mengelmoes van niet alleen Europese nationaliteiten maar ook pelgrims van andere werelddelen tot Japanners toe.
(Saint-Jean is het laatste stopplaats waar je ook met de trein heen kunt.)
De geboorte van een pelgrimstocht
Het draait allemaal rond de figuur van Sint Jacob, een van de twaalf apostels. De Fransen hebben het over Saint Jacques le Majeur. Er liep ergens ook nog een Jacques le Mineur rond! De Spanjaarden noemen hem: San Tiango el Matamoros (later hier meer over).
Hij was de zoon van Zébédée en Salomè, broer van de evangelist Sint Jan. Zoals Jezus van geboorte uit Galilea en vermoordt op 44 jarige leeftijd, als martelaar in Jeruzalem.
Na de dood van zijn leermeester was hij naar Spanje getrokken om het evangelie te verkondigen. Hier wordt het verhaal niet heel duidelijk. Er zijn verschillende versies van in omloop. Maar ik moet wat schrijven dus doe ik mijn best!
De ontdekking van zijn graf
We zijn al in het jaar 813. Pélage, was een kluizenaar en het werd ook nog bevestigd door anderen, die beweerden onverklaarbare verschijnsels in de lucht waargenomen te hebben. De plaatselijke bisschop Théodomir werd op de hoogte gebracht en ook hij zag iets raars met sterren gebeuren. Van vliegende schotels was nog geen spraken en marsmannetjes lieten nog niet rond, moest het dus wel een teken van de hemel zijn. Zoals bij de geboorte van Jezus “toonde de sterren” ook een plaats aan waar iets gezocht moest worden. Men vond een marmeren sarcofaag met drie menselijke resten. De Theo had een droom. Het moest het graf van de apostel Jacob zijn. Zeker weten! De twee ander lichamen? Wel, van Athanase en Théodore, zijn twee discipelen die hem met een bootje vanuit het Heilige Land naar Padron brachten en later met de ossenwagen naar deze plek. Er kwam volk op af van zodra het wonder wereldkundig gemaakt werd. Men overnachte in tenten. Compostela betekend dan ook Sterrenkamp (Campus Stellae). Er werd een kapel gebouwd op de plaats waar in de oudheid al een oppidum en heiligdom was. Het kwam ter ore van koning Alphose II die zijn baas, Charlemagne, van deze belangrijke ontdekking op de hoogte bracht.
Le Puy-en-Velay
Het beloofd, we zijn al buiten adem als we de steile straatjes naar de kathedraal opklauteren. We zijn meteen gewaarschuwd. Deze Franse weg is niet voor doetjes. In het Kathedraal van de Zwarte Maagd is de elfurenmis in volle gang. We moeten wachten op het einde om in de sacristie onze ‘Créanciale’ te verkrijgen (€5). Deze is een ‘recommande’ (aanbeveling) uitgereikt door de bisschop en nodig om de nodige stempeltjes gedurende onze tocht te verwerven.
In de 18de eeuw moest men van de
parochiepastoor een certificaat meekrijgen
dat je wel degelijk gedoopt was en het door
de politie laten wettigen.
82 meter hoog, boven een vulkanische rots, staat de kapel van de heilige Michel d’Aiguilhe (www.rochersaintmichel.fr). Hij werd opgetrokken ter herinnering van de terugkeer van bisschop Godescale (of Gothescalk) van zijn pelgrimstocht naar Compostela in 951. Dat is dan zowat de officiële datum van het ontstaan van deze pelgrimstocht.
Startten doen de pelgrims officieel op Place du Plot (www.ot-lepuyenvelay.fr), en lopen zo de Rue St. Jacques uit richting Monistrat d’Allier. De bewegwijzerei is een wit-rode verfstreek op bomen, rotsen en zoek het zelf maar uit. De Via Podiensis – door de Unesco geklasseerd als wereld erfgoed en ‘Premier Itinéraire Culturel du Conseil de l’ Europe - is gelijklopend met de Grande Randonnée 65 (GR65). Daarvan bestaan boeken. Eerst hadden we de verkeerde koop gesloten. Een boek: ‘Miam Miam Dodo’ (Les Editions du Vieux Crayon) geeft wel plannen van de etappes maar geen reisbeschrijving. Wel overnachtingplaatsen welke naar onze portemonnee nogal prijzig zijn (*). Maar wij slapen en eten in onze zwerfwagen. Anders is het niet te doen. Franse pelgrims dat we spraken doen het met stukjes en beetjes. Per jaar naar keuze, verlof en de stand van de financiën, doen ze afstanden van 100 à 300 kilometer. De mogelijkheid bestaat om je reis volledig te laten organiseren. Dan wordt de bagage naar we volgende overnachtingplaats gebracht. Voor degene die hun auto niet kunnen missen rijden speciale taxi’s je terug naar de startplaats waar je uw auto kunt ophalen. Te gek! Alle formules zijn bespreekbaar. Zo kom je er tenslotte ook. Wij doen het op een andere manier. Gelovigen moeten de tocht ineens afhaspelen met al hun houden en hebben op de bult. Dat zijn de harden. Wij zijn de soffies en combineren. Enkele etappes en dan een break met sightseeing. Zo onderbroken we onze tocht de eerste maal in Nabinals om de Gorges de Tarn en Montpellier-le-Vieux te gaan rondneuzen. We sloten terug aan bij de kudde in Espalion. Eliane rijdt de wagen naar het volgende dorp, ik kom te voet achter. Geen probleem met het torsen van bagage, het zoeken naar onderdak en de koffie staat altijd bruin klaar. Ik Spanje had ik op onze vorige trip dan ook den naam van ‘Peregrino de luxe’ (luxepelgrim) verworven.
(*) Een betere uitgave lijkt me de driedelige TopGuides reeks van FFRandonée: Le Puy-Figeac, Figeac-Moissac en Moissac-Roncevaux).
Espalion
Espalion (www.tourisme-espalion.fr) is een typisch Frans zuiders dorpje met een Pont-Vieux (1.060). Deze heeft een scherpe top wat ze een ezelsrug noemen. Enkel toegankelijk om met een ezel met kar de Lotrivier over te steken. Auto’s bestonden toen nog niet en al zou je het riskeren met je wagen je zou er bovenop blijven balanceren met de wielen van de grond. Maar je bent geen ezel, dus neem je verstandig de nieuwe horizontale brug ernaast.
Wist je dat het duikerspak hier 200 kilometer van zee uitgevonden werd? Een zekere Rouquaroi ontwierp een luchtdicht pak met op de rug een fles met samengeperste lucht om de reddingsbrigade van de mijnen te plezieren bij hun werkzaamheden. Enkele jaren later kwam Denayrouze, een marine officier, op het lumineuze idee het te verbeteren om ook ermee in zee te plonzen. Jules Verne zou het later in zijn boek: ‘20.000 mijlen onder zee’ verwerken.
Estaing
We volgden nu de Lot richting Estaing. Een klein pittoresk plaatsje en altijd een resem foto’s waar van zijn hoog opgetrokken kasteel met kerk. Het toerisme bureau was gesloten (12-14h) en ik kreeg mijn stempeltje in de vlakbij gelegen auberge de pèlerin (www.nord-aveyron.com).
Conques
Het dorpje van deze stad heeft een fameuze abdij gewijd aan Sainte Foy (Agnes). Naast een erkenning van le Grands Sites de Midi-Pyrenées, staat het ook nog op de lijsten van ‘Les plus beaux villages de France’ en Unesco. Natuurlijk is het dan ook een verplichte stopplaats voor de pelgrims. We betalen 3€ (9-18h) op de parking. Alleen het waterpas staan is in dit berglandschap altijd een probleem (kwestie van niet uit ons bed te rollen). Het lukte (www.conques.fr).
De Abdij is een van de weinigen in haar originele staat dat niet door oorlogsgeweld werd aangetast. Alleen de Hugenoten waren evens langs geweest en hadden brand gesticht.
In het klooster is de schatkamer waar de relieken van de H. Pepin en de H. Foy in een gouden relikwiehouder bewaard worden (volwassen €6,50 entree).
Uniek en ook ongeschonden is de timpaan van de kerk. Het draagt nog de sporen van vroegere beschilderingen. Een witte pater gaf een gedetailleerde uitleg van de figuren die er op voorkomen. Een middeleeuwse bijbel voor ongeletterde. Voor een van deze afbeeldingen had hij een vrijwilliger nodig. Zijn keuzen viel op mij! Dat, omdat ik een baard heb. Het stelde de bisschop voor die een gekroonde man met baard, Charlemagne, bij de hand rondleidde. De pater nam mijn hand, als voorgesteld op het timpaan, en wandelde met me een rondje voor een publiek van oude vrouwtjes. Het oorverdovende rechtstaande applaus erna werd door mij in dank aanvaard.
De Bijbelse voorstellingen op het timpaan van het Laatste Oordeel zijn nogal angstaanjagend. De middeleeuwse mens moest op zijn bord angst aangeboden worden voor het hiernamaals. Godvruchtig leven was de boodschap. De pater wist zijn publiek ludiek te onderhouden. Zo wees hij de in steen afbeelding van een stroper aan dat gebonden aan een stok gedragen door twee gestroopte konijnen boven een vuur werd geroosterde.
Ook een bisschop met drie vrouwelijke gezelschapsdames, altijd nuttig om te assisteren bij het angelus en s’ nachts zijn voeten te warmen, wachtte een warmer onthaald in de hel.
Het vagevuur, daar had hij ook al een uitleg voor. Hij vroeg aan het publiek de hand op te steken wie gezondigd had. Niemand. Wie niet gezondigd had. Ook niemand. Twijfelgeval. Deze gingen volgens hem dan maar naar het vagevuur tot er klaarheid in de zaak kwam. De duivel is overal. Ook als je hem niet verwacht. “Kijk,” hij wees daarbij naar het nok van een huis “daar zit hij!” Iedereen draaide zich om en tuurde zich scheel. Niets te zien natuurlijk maar de pater was er wel vandoor met de sachosse van een vrouwtje. Niemand had er eg in gehad, zo snel had hij het gelapt.
Figeac
We bleven drie nachten in Conques, kwestie om ons wat op te integreren aan de religieuze wereld. Het vagevuur, weet je? Wat niet baat niet schaad! Je weet maar nooit waarvoor het goed is. Daarna verplaatsten we ons dan naar de volgende bestemming: Figeac (www.lot.fr, www.tourisme-figeac.com).
We waren nu ook al goed doorgedrongen bij de Franse Catalanen. De taal die hier in het vroeger Franse Zuidwesten gesproken werd was het occitaans. Een voorbeeldje: ‘une petite rue’ in het occitaans was ‘carrerot’, wat al meer op het Spaanse ‘carretera’ lijkt. We naderende de Pyreneeën.
Het kleine centrum van Figeac is typisch middeleeuws bewaard gebleven. Of toch zo onderhouden. Op het parkeerplein aan de kerk staat er een obelisk met Egyptische hiëroglyfen. Het stadje is voornamelijk bekend door de op 23 december 1790 hier geboren Jean François Champollion. Hij was het die het Egyptische schrift ontcijferde. Natuurlijk is er een museum aan gewijd. Op de binnenkoer ligt een vergrote kopij van de zwarte Rosetta steen (Ecritures du Monde) waarop, naast de Egyptische hiëroglyfen, een vertaling in het Grieks en Latijn staan uitgebeiteld.
Cajarc
In het plaatje Cajarc verlieten we even het pelgrimsparcours om de Gorge de Lot te verkennen. Her eerste gedacht was naar Rocamadour (www.rocamadour.com) te rijden maar uiteindelijk kozen we voor het dichter bijgelegen St.Cirq-Lapopie (www.saint-cirqlapopie.com). Rocamadour hadden we al in een vorige reis verkend, St.Cirq (op onze toeristische folder genoteerd als Frankrijk’s mooiste stad) nog niet. De kronkelweg erheen passeerden we een dorp waarvan de huizen gevaarlijk boven de klippen stonden te balanceren. De doortocht in het plaatsje Latoulzamie (D662) zijn de huizen half in de rotsmuur opgetrokken. Zo spaar je ook eens een muur en een half dak uit! St.Cirq viel ons wat tegen. Het stadje opgetrokken tegen de klippen was moeilijk toegankelijk, een stroom toeristen en parking €3, als er nog plaats was. We trokken de nodige foto’s en keerden terug op onze stappen naar de ‘Camino’. Nog 1.241 kilometer to go!
Cahors
Cahors beviel ons beter (www.tourisme-cahors.com, www.tourisme-lot.com). Het heeft als unicum een brug: de ‘Pont Valentré’ over de Lot met niet minder dan drie versterkte stadspoorten. In navolging van Brugge is er ook gedacht aan het toeristenbezoek. Zo is er aan de toegangsbrug ‘Les Chartreux’ (Pont Louis-Phillipe) tot de oude stad een speciale parkeerplaats voor motorhomes voorzien en sta je ook vrij aan de zwemkom (Ludo-Rollès). Vanuit beide plaatsen rijdt er om de tien minuten (gratis) ‘La Navette’, een shuttle-busje, heen en terug naar het centrum.
Parkeren in het centrum zelf kost €12/dag.
De legende van de Pont Valentré
Onder politieke druk en stress, omdat de bouw van de brug zo lang duurden (70 jaar), besloot de architect een pakt met de duivel af te sluiten. Hij verkocht zijn ziel voor een versnelde afbouw.
Op het ogenblik dat de brug af was en de laatste hoeksteen zou gelegd worden vroeg hij de duivel om water te halen voor zijn werkvolk. Dit met een zeef!
Omdat deze geen enkele druppel water kan aanbrengen gaf Satan toe dat hij gefaald had. Een duivel is een slechtte verliezer, daarom zijn ze tenslotte ook de hemel uitgegooid en, om zich te wreken rukte hij elke nacht de laatste hoeksteen van de middelste toren af. Zo kwam het dat de brug ook nooit afgewerkte was en werklieden, dag in dag uit, het euvel moesten herstellen wat ook al weer extra geld kostte.
In 1879, met restauratiewerken aan de brug kwam de nieuwe architect, die op de hoogte was waarom er iedere nacht een hoeksteen verdween, op het gedacht de duivel de duivel aan te doen. Hij liet een duivel op de steen sculpteren. Satan dacht dat er een andere duivel zijn werk had overgenomen en staakte zijn nachtelijke bezigheden. Eerlijk gezegd hij zag het ook niet meer zitten iedere nacht uit zijn warme kooi te moeten. En zo kwam het dat de hoeksteen s’ nachts nooit meer verdween en de brug als af kon beschouwd worden.
Condom
De volgende halten waren Montcuq www.tourisme-montcuq.com, Moissac - waar we op een parking niet ver van de abdij konden overnachten - en Lectoure.
Niet van grappen gevrijwaard is het plaatje Condom (www.tourisme-tenareze.com). De commerce draait er goed aan mee naar het aantal aanzichtkaarten in de uitstalrekken van de krantenwinkels te oordelen. We sturen enkele kaarten naar vrienden, voorstellende: een pelgrim goed voorzien van een lading Franse kapotjes, wat ze hier capot anglaise noemen!
Ik maakte hier in de sacristie van de kerk, waar we ons boekje lieten afstempenen, kennis met een ouder koppel uit Tours. Ook zij waren in Le Puy van start gegaan. Hij, Jean was sedert april op rust gesteld, zij, Françoise en huisvrouw verklap me “het was voor ons al een lange droom om deze pelgrimage eens te mogen doen in goede gezondheid, de Heer heeft onze verzuchting gehoord en zo staan we hier, goed, gezond en wel.” Ik vraag haar waarom ze dit doen. “Hij (Jean) uit sportieve prestatie, maar ik half sportief en half met religieuze overtuiging,” fluistert de vrouw met een knipoog terwijl Jean ongeïnteresseerd een andere kant opkeek.
Moslims moeten eenmaal in hun leven naar Mekka. Het is van moeten! Christenen hebben een scala van mogelijkheden en vrije keuze om op bedevaart te gaan: Rome, Lourdes, Scherpenheuvel en naar Santiago de Compostela.
Bij de moslims gebeurt het op een bepaalde periode van het jaar, de Hads. Christenen organiseren het gehele jaar door.
In Eauze (www.mairie-eauze.fr en www.eauze.eu) was er een veertiendaags zomerfeest aan de gang, genre Gentse Feesten. ‘La Feria’, bestaat uit muziek maar ook torero’s. De middenstad was afgesloten en na mijn boekje te laten afstempelen zochten we de volgende overnachtingplaats op: Nogaro, onder de kerktoren.
La Course Landaise
In het stierengevecht bestaan er de Corrida en Novillada, waarbij de stier gedood wordt door de matador. In de Camargue bestaat de Course Camarquese en hier de Course Landaise. In de Camarque moeten de moedigen een kokarde van tussen de horen der stier weten te bemachtigen. De Landaise is een oude traditie en meer een folklorist spel van acrobatie. Het beest wordt in bedwang gehouden door ‘les teneurs de cordes’ met een koord vast geknoopt aan de horens. Het werk van de ‘écarteur’ is de aandacht van de wilde koe (geen stier) af te leiden. De torero als de Spaanse collega doet allerhande ontwijkoefeningen maar dan wel zonder rode cape. De kunst is nu aan een andere, de ‘sauteurs’ met aan een sprong over de koe de nodige variaties te koppelen. De spectaculairste zijn de gevarieerde sprongen, buiteling en salta-mortales, enz. Het spel kent geen dodelijke afloop. Niet voor de springers en ook niet voor de koe.
Een Vlaamse pelgrim
Als we ontwaakten was het niet door het klokkengeluid maar wel door de hel die losgebarsten was. Het was al bliksemschichten, boos wolkengebrom en keiharde donderslagen wat de satansklok te bieden had. De regen gutste met bakken uit de hemel. Op zulke momenten maak je kennis met de eerste Vlaming op weg naar Compostela. Een kletsnatte Koen Hellemond stond aan de auto en vroeg om even te mogen schuilen. Het zag er uit dat het hemelgeweld voor de rest van de dag voor een verzopen aarde zou zorgen. We besloten de tocht door de bossen wegens bliksemgevaar af te lassen en de 23 km te overbruggen met de auto. Een loodzware rugzak werd door Koen in de leefruimte gehesen en Eliane stond haar plaats af en kroop ook achterin bij Sloeber.
Gedurende het rijden hadden we het natuurlijk het over de ‘Camino’. Koen had het moeilijk om een geschikt bed te vinden. Hij meet dan ook 1,90 meter en is meestal ‘smorgens niet al te best uitgeslapen. Ook liep hij met de Fransen niet te hoog op. Chauvinisten. In tegenstelling met de Spanjaarden leven de Fransen inderdaad niet hard mee met de pelgrimage, dat voornamelijk zich hier toch ook te lande voor een groot Europees deel afspeelt. De bewegwijzerei is de gekende wit-rode streep van de GR65. Het afstempelen gebeurt meestal in de ‘Offices du Tourisme’, die hier voor goddank een speciale stempel achter de hand houden. Maar de bureaus zijn maar open gedurende de werkuren (ook van 12-14h gesloten). Dit telt dan ook voor de winkels waardoor het soms moeilijk wordt aan drank en mondvoorraad te geraken.
In Aire sur l’Adour (www.aire-sur-adour.org) namen we afscheidt van Koen. We gingen vandaag toch niet verder en hadden al eerder besloten
in de voetsporen van d’Artagnan
te treden. Uit mantel en degenfilms is deze held van Alexandre Dumas in zijn roman gekend als een van de drie musketiers. Eliane had uitgedokterd dat deze Gascogniër hier ergens in de buurt zijn geboortehuis had. We zochten het op en reden naar het dorpje Lupiac. Geen standbeeld op het dorpsplein maar wel een interessant museum (€5 entree, www.lemondedeartagnan.fr en regio d’Aignan: www.aignan.org en www.cc-terresdarmagnac.com).
We leerden dat: de ‘echte’ d’Artagnan geboren werd als voluit Charles de Batz Castelmore d’Artagnan’ (1611). Hij stierf bij het beleg van Maastricht (1673). Hij was musketier onder Louis XIII (en niet onder Louis XIV zoals in het boek!) Omdat hij kind was van verarmde landedellieden (hij was de zevende van acht kinderen) en er in zijn boerendorp weinig te beleven viel trok hij, onder de naam Chevalier d’Artagnan naar Parijs en nam er dienst als militair.
Wist je hoe de plaatselijke geestelijke drank ‘Armagnac’ - la devine eau-de-vie - ontstaan is? De Arabieren hadden een distilleerprocedé uitgevonden om parfums te maken. De paters van Gascogne gebruikten de vondst in de 14de eeuw voor het distilleren van de geestelijke drank (enkel voor medicinale doeleinden wel te verstaan).
Het einde waar het allemaal begon
Op 6 juli 2009 stond ik, met een krop in de keel en tranen in de ogen, terug in het stokoude kerkje van de ‘Notre-Dame du-Bout-du-Pont’ in St.-Jean-Pied-de-Port. Van hieruit trok ik tien jaar geleden de brug over, waar in een nis van de stadspoort een in steen gehouwen homo sapiens met opgegeven lange stok mij uitgeleidde deed en, een aan de andere kant een Madonna met de kind op de arm, ook vanuit een nis, mistroostend nakeek. De lange stok dat de man mij showde was om niet te vergeten. Het zou bet kunnen dienen om wilde beesten en slangen van het lijf te houden.
Ik had net een interview van ene zekere Landsschoot, Nederlandse pelgrim die het goede voornemen had na Compostela de ganse weg terug te voet af te leggen naar het geteisterde Enschede van de vuurwerkramp. Of hij het gehaald heeft is me niet bekend.
Nu stond ik er weer. Eindpunt.
De zon kwam op en de wereld bestond weer voor één dag.
Wat dreef hen? Wat dreef mij om deze gekke,
loodzware pelgrimstocht te ondernemen?

Highligts in Frans Baskenland
De Baskische taal: Euskarra.
De grotten van Sare (www.grottesdesare.fr.
Saint-Jean-Pied-de-Port, (‘Donibane Garazi’ in het Baskisch, www.pyrenees-basques.com. E-mail: Saint.jean.pied.de.port@wanadoo.fr.)
Gorges de Kakuetta (vanuit Sainte Engrace, www.sainte-engrace.com.)
De l’Hopital-Saint-Blaise (Unesco) is een 12de eeuws kerkje, die herinnert aan de middeleeuwse pelgrimage naar Santiago. Het kerkje is een unieke voorbeeld van Moslim architecturale invloed in Frankrijk (www.hopital-saint-blaise.fr.)
Raadpleeg ook: www.sitesetmuseesenpaysbasque.com.
Wat betekenen de volgende woorden: corrida en novilada, toro de fuego, toro piscine, encierro, grand chistera, Tauromachie, course de vaches royale?
©WWW.camperreiswegwijzer.com

maandag 13 juli 2009

12 Tourmalet

De Tourmalet
De Col du Tourmalet, vermaard en gevreesd door de renners van de Tour de France, ligt de top op 2.115 meter hoogte. Wij stonden hier al drie dagen hoog en droog voordat de Ronde 2009 hier zou voorbijrazen. We hadden geluk. Met onze zwerfauto stonden we 50 meter voor de streep waarover de coureurs, waaronder Armstrong, Contador, Cancelara en onze Tom Boonen ons zouden voorbij zwoegen. Toch had het maar een haartje geschild of deze eretribuneplaats was aan ons voorbijgegaan. Daarvoor hadden enkele flikken in Lourdes ongewild voor gezorgd.
Als het eindpunt van onze Franse ‘Camino’ naar Santiago de Compostela, dat we vanuit Le Puy-en-Velay begonnen waren, hadden we in Saint-Jean Pied-de-Pont (Pyrenneën) verlaten om het zuidwesten van de Franse Pyreneeën te verkennen. Enkele malen hadden we de zuidelijkste Santiagoweg vanuit Arles gekruist. Deze doet haar Pyrenese oversteek via de Col de Somport naar Spanje. We hadden het pelgrimskerkje van l’Hopital St.Blaise (Unesco, D25, www.hopital-saint-blaise.fr) bezocht en Oloron St. Marie, waarvan ook de kathedraal deel uitmaakt van het Unesco patrimonium.
na enkele uren oordeelde
enkele agenten dat dit niet kon
De bedoeling was geweest in Lourdes (www.lourdes-infotourism.com, www.lourdes-france.org) te overnachten en ’s anderdaags: fris, uitgeslapen en gezond naar de top van de Tourmalet te klimmen. We hadden onze zwerfauto geparkeerd aan het gerechtsgebouw maar na enkele uren oordeelde enkele agenten dat dit niet kon. Verboden te overnachten in zwerfwagens in Lourdes down town. Er is wel een speciale parking voor autobussen en motorhomes (€10/ 24 uur) maar wij verkozen verder te rijden. Lourdes hadden we bij vorige reizen al enkele malen aangedaan. We reden de D821 (een stuk autostrade) uit tot aan het einde, en overnachtte (gratis voor niks) op de ruime parking van het ‘Parc Animalier des Pyrénées’ (www.parc-animalier-pyrenees.com) in het plaatsje Angelès-Gazost.
Toen we op de top van de Tourmalet arriveerden was het al een en al drukte. De meeste ‘staanplaatsen’ waren al bezet door motorhomes. Een Oostendenaar stond er al enkele dagen. Dikke mistslierten ontnamen ons het zicht op het dal. Maar ook daar hadden wielertoeristen en -supporters er hun tenten opgeslagen. Wij vonden nog met hoerensjanse een plekje tussen twee grote motorhomes, vijftig meter van de top en de eindmeet op de Tourmalet. Weetje: deze witte streep staat niet op de top zelf maar tien meter verder bergafwaarts!
Om zes uur in de namiddag kwamen er een serieuze klink in de kabel. Een politieauto draaide de geïmproviseerde kampeerplaats op. Twee gendarmes stapten uit. De plaats moest ontruimd worden. Discussies ontstonden. Proces verbaal? Voor wat? Er was inderdaad niet aangegeven dat het verboden was hier te parkeren. Vergetelijkheid van de organisatie. Niemand verroerde, behalve de Oostendenaar die appels voor citroenen koos, bleef de massa onwillig zich maar ook een autoband te verplaatsen. Wij verstonden plotseling ook al geen Frans meer! Voor de berg af te dalen, terwijl de nevel zich met de minuut dichter aaneen plakte was ook geen doen. Een voorlopig compromis werd bereikt. Het plein, dat je als een onregelmatige ‘driehoek’ kunt beschouwen met een zijde aan de rijweg, moest vrij gehouden worden. Indien dit niet het geval was zou iedereen weg moeten. Ondertussen kwamen er zich nieuwe motorhomes in de schaarse plekken wringen. Ze werden door de omstanders tot nadere gedachten gebracht. Ruzies hing in de lucht. Het werd een onrustige nacht. Tot aan de dageraad zouden er zich kandidaten meldden om een plaatsje voor de bergfinish te veroveren. Ondanks het mondeling verbod van de ordehandhavers stond de parkeerverboden ‘driehoek’ barstens vol. Maar nog was geen verbodsignalisatie aangebracht. Niemand kon nog voor of achteruit. Enkele hadden al wat aardig blikschade opgelopen. Het bracht de gesprekken op vorige keren. Sterke verhalen kwamen naar boven. Enkelen konden o.a. vertellen dat er eens eentje vergeten had zijn rem op te trekken, de motor draaide en de eigenaar was uitgestapt om zijn motorhome op blokken te plaatsen. Het ding schoof achteruit en belande honderden meters diep verder de ravijn in.
De zon kwam op en de wereld
bestond weer eens voor één dag.
De zaterdag van 9 juli 2009 was de mist opgetrokken, de zon kwam op en de wereld bestond weer eens voor één dag. Een bakkerin met sqwads en een grote bak met brood achterop kwam de berg opgesnord. Ons stokbrood was hier dus ook verzekerd! Viva la France! Naast het geklingel van koebellen en kudden schapen kwam er ook nog een kudde Lama’s tussen de geparkeerde zwerfauto’s gewandeld. Waren wij verbaast de dieren te zien, de dieren waren even verbaast ons te zien.
Om halftien kwamen de gendarmes. Nu met versterking. Ze waren met zes. De zever begon opnieuw. Geen enkele Fransman, waar we ons bij aansloten, was zinnes een vierkante centimeter terrein prijs te geven. De chef van de brigade vloekte. “Als ik ze de straat opjaagt zullen ze zich langsheen de baan plaatsen met alle gevolgen van dien en zijn wij dan de verantwoordelijken,” siste hij me in het Engels toe. Besloten werd de auto’s zo dicht mogelijk langsheen twee zijden van de driehoek te laten plaatsen. De straatzijde moest vrij blijven. Het werd een hele klus waar ik het betreurde mijn camera niet bij de hand te hebben. Manoeuvreren met zo’n villa op wielen op los liggende keien en sterk hellend vlak is geen sinecure. De ‘driehoek’ is eigenlijk een stortplaats van de wegenwerken waar overtollig steenafval de ravijn in gestort werd en er zo een min of meer vlak terrein ontstond. Het lukte de motorhomes aan de kant te krijgen. Nu stonden we opeengepakt als sardines in een blik. Het midden van de ‘driehoek’ was vrij gemaakt naar de goesting van de gendarmes. Klein nadeel was dat nu niemand meer voor maandag het terrein zou kunnen verlaten. Het niet toegeven met behulp van een gebrekkige organisatie had het pleit in ons voordeel beslecht. In de namiddag kwam er een wagen met open laadbak de berg opgereden. Dranghekkens werden door werklieden afgeladen en geplaatst. Gele linten met de tekst: ‘Gendarmerie national – zone interdite’, er tussen geknoopt. Nu kon er ook officieel niemand meer bij.
De dag ging voorbij met kijken naar de duizenden cyclisten die puffend in het zweet de berg kwamen opgejakkerd. Na een korte rustpozen en een foto genomen te hebben aan de ‘zilveren fietser’ snorden ze terug de berg af langs de andere kant. En nog steeds kwamen ook slieten motorhomes de berg overgereden, zoekend naar een plaatsje. Maar die waren allemaal volzet. De vrij gemaakte gedeelte van de ‘driehoek’ deed nu dienst als petanque terrein. Als doekje tegen het bloeden: je kan ook de koers volgen van uit je’n luie zetel rechtstreeks op tv! Maar dat is duidelijk niet hetzelfde. Je mist de ambiance.
De berg leek ingenomen door
Hollanders met hun oranje gekte.
Terug werd het een slapeloze nacht. De dag brak aan en werklieden waren druk bezig extra dranghekkens te plaatsen. Technici installeerden het nodige voor tv., spandoeken werden opgehangen, het wegdek volgeklad met witte verf: slogans door supporters voor hun favoriete renners. De koorts zat er duidelijk in. Enkele auto’s hadden de dag voordien kwistig oranje T-shirts van ‘Euskaltel’ rondgestrooid. Het leek alsof de berg plots was ingenomen door Hollanders met hun oranjegekte.
De ganse nacht was er een sterke politiemacht op de been geweest. Was men bang voor aanslagen door de ETA? De meeste vlaggen die de Tourmalettop beheersten waren inderdaad de wit-rood-groene kruisvlaggen van de Basken.
Tegen tien uur kwamen brandweerwagens de ‘driehoek’ ingedraaid, gevolgd door vier politiewagens volgepropt met gendarmes. Nog kwamen duizenden cyclisten de berg opgepedalleert. Een twintigtal gendarmes vormden een barrière over de weg en hielden iedereen tegen. Voetje voor voetje kwamen ze naar beneden. Kuisten alles op wat ongewenst langsheen de weg stond. De troep cyclisten kon nu geen kant meer op. Verbazing, gevloek, frustratie en ontgoocheling. Ze zouden vandaag de top, tien meter verwijderd, niet bereiken. Omkeren? Daarvoor waren ze niet gekomen. Velen vluchten met fiets op de schouder de berghellingen op en zochten een bivakplaats voor de rest van de dag. Anderen zochten hun geluk een plaatsje te bemachtigen op de terugtocht. De gendarmebarrière stopte enkele meters voorbij ons. Ze vormden nu een carré zoals bij de slag van Waterloo zodat ook niemand meer de weg kon oversteken naar den andere kant. Het middelveld was mensvrij en dat bleef zo tot nadere order. Wat een geluk. Wij hadden onze zetels net daar geplaatst en waren de enigen van de naar schattig twee miljoen kijklustige langs het parcours die, met goedkeuring van de gendarmerie, de koers zouden zien voorbij snorren aan de meet zelf.
In de namiddag steeg de
supporterskoorts met de minuut
De gendarmes zouden tot nadat de laatste ronderenners de berg was overgereden blijven staan. Nog steeds reden nog honderden cyclisten zich te pletter tegen de gendarmebarrière. Sommigen vielen zo van uitputting zo van hun fiets en moesten terug op de been geholpen worden.
De koers was ietsje na drie uur voorzien. Het werd nu uitkijken naar de publiciteitskaravaan. In de namiddag steeg de supportkoorts met de minuut. En toen waren ze er. De gekte kon losbreken. Onze buit? 2 mutsen van Carrefour, 2 mutsen van Skoda, 1 oranje T-shirt van Euskantel, 1 oranje regenmantel van Euskantel en 1 enkele zakje met snoep.
wachtte tot ik een Belgische driekleur zag
en drukte af
De renners waren op tijd (15u14). Onder het gejoel van honderduizenden supporters kwamen er twee de berg opgereden en verdwenen aan de andere kant uit het zicht. Ik had enkel de tijd gehad om een foto te nemen. Een minuut later kwam met oorverdovende aanmoedigen er nog eentje naar boven. Niemand kon ons vertellen wie dat waren. Ik trok een groepje met de gele trui en wachtte tot ik een Belgische driekleur zag en drukte af. Tom Boonen was gekiekt, twintig minuten nadat de eersten al lang uit het zicht waren verdwenen.
Als de koers was afgelopen, tenminste voor ons toch, werd het een dolle aftocht van de berg. Wij en andere motorhome bezitters (die niet ’s anderdaags moesten werken) besloten voor alle veiligheid de volgende dag af te reizen. Ook de sergeant van de gendarmes was tevreden. De Basken hadden zich sportief gedragen!
Maar wie had er nu gewonnen. We zouden het pas te weten komen als we in het eerste dorp een krant kochten.
Tourmalet: Fédrigo Pierrick en Pellizotti Franco. Eindmeet in Tarbes: Fédrigo en Pellizotti (dezelfde dus van de Tourmalet). Gele trui: Rinaldo Nocentino.

maandag 6 juli 2009

11. Tarn

Gorges de Tarn
In Nabinals verlieten we de Stantiagoweg, die we volgden vanuit Le Puy en Velay (D987), om de toerist te gaan uithangen. Onze stijl is de pelgrimsweg te combineren met toeristische sightseeing trips.
Het dichtbijgelegen waren de ‘Gorges van de Tarn’ (www.gorgesdutarn.net) en de ‘Chaos de Montpellier le Vieux’, niet ver van Millau (www.ot-millau.fr). We reden naar Florac (www.mescevennes.com) om van daaruit de D907 Bis stroomafwaarts te volgen door de rivierkloof. We passeerden ook de bottelarij van het mineraalwater ‘Quézac’, dat we ludiek als ‘kiesak’ (*) vertaalden!
(*) beschaafd West-Vlaams voor viespeuk
Kiesak
Eliane zegt altijd dat ik tegendraads de stroom wil oproeien. Een wijs Chinees gezegde is ‘dat je tegenstroom de bron ontdekt’. Het minerale water van Quézac kenden we omdat we altijd bij het naar huis toe rijden, Frankrijk verlaten dus, een partij mineraalwater inslaan. Het is goedkoper wegen de BTW. Tot onze verrassing ligt de bron van de Quézac aan de Tarn. Bezoek waard dus. In de bottelarij verwijst men ons naar het één km verder gelegen dorpje Quézac (*), waar we ons moesten aanmelden. Dit was net aan de overkant van de rivier over een scherpe romaanse brug met één enkel rijvak. Van de ene kant uit zie je niet wie er vanuit de tegenovergestelde richting aankomt. Algemene regel is hier dan ook: wie er het eerst bovenop is heeft voorrang (…).
De vrouw die ons in het onthaalkantoor te woord stond verontschuldigde zich dat we niet mee konden voor een geleid bezoek. Er was al een bezoekersgroep ingeschreven. Morgen kon het nog. Niet voor ons. Maar ik wilde weten waar we de bron konden vinden.
Volgens ik had begrepen was dit over de brug aan een huisje linksaf waar het gras niet gemaaid was. Eliane: “het is rechts aan een park.” Ik ben chauffeur van dienst en dus kapitein aan boord. Ik reed terug naar de parking en ging te voet op verkenning uit. Aan het water is er een camping en een slijkerig pad. Ik volgde het pad en kwam andere wandelaars tegen. Op mijn vraag of ze ergens een bron wisten, vertelden ze me: “als je voor de brug staat is het nog 300 meter linksaf.” Eliane had dus toch gelijk.
We reden terug, parkeerden onze slaapwagen op de toegang naar de parking, aangegeven met Source (de parking zelf is met een barrière afgesloten voor auto’s hoger dan 2 meter). Ik ging terug op pad, deze maal met een 5 liter fles op zoek naar de bron. Ik kwam iemand tegen die met een literflesje ook op zoek was. We vonden geen bron. We vroegen het aan enkele bewoners van een huis. ”De bron is over de brug rechtsaf. Dat kan je zien waar de rivierkeien rood zijn gekleurd.” Kon best, het water bevat allerlei mineralen waaronder ijzer, bicarbonaten, calcium, sodium, enz. Ik had dus gelijk! Het was links. En toch waren we beiden verkeerd. Het was ‘avant le pont’ en niet ‘apres le pont!
Ik liep met mijn metgezel naar de aangegeven plek. Er stond een huisje. De deur was open en we betraden via een buitentrap een kleine ruimte. In het midden was een afgeschermde put. Veel uitleg langsheen de muur maar geen bronwater. De man besloot terug te keren. Ik ontgoocheld ook.
“Het water stroomt uit een buis waar het gras niet is gemaaid,” had de vrouw in het onthaal gezegd. “Waar het water uitstroomt zijn de keien rood gekleurd,” zeiden de bewoners van het huis. Ik keerde op mij stappen terug met mijn lege bidon. Het ‘park’ was een stukje met kiezelpad afgebakend grasveld. Een eindje verder was het gras niet gemaaid. Ik erheen. Zocht langsheen de rivieroever en bemerkte rode stenen. Eureka! Uit een buis stroomde water. Ik vulde mijn fles en ging triomfantelijk terug naar Eliane. Deze stond het verkeer te regelen. Omdat we dachten dat de bron zo gevonden was, had ik onze auto nogal slordig geparkeerd in het midden van de weg. Er was dat moment toch niemand. Moest er dan natuurlijk een file ontstaan voor gegadigden die ook de bron zochten. Deze stond niet bewegwijzerd. Waarom zouden ze. Het water uit de buis is niet de bron maar het overtollige water dat de bottelarij, toch goed voor miljoenen liters per jaar, niet tijdig onder de kurk in flessen kan verwerken en de vrije loop laat in de Tarn.
(*) Bottelarij staat in de dubbelgemeente Ispagnac, wat Romeins voor het domein van d’Hispaniacus wil zeggen en Quézac betekend dan het domein van Quiétus.)
Montpellier le Vieux
We reden de Gorge uit aan het plaatsje Le Rozier (www.officedetourisme-gorgesdutarn.com). Reden een brug over en parkeerden ons hebben en houden op het dorpspleintje. s’ Anderdaags kozen we voor de grillige smalle D29, die zich de bergen in slingerde met veel haarspeldbochten. Niet aan te raden voor grote motorhomes. De onherbergzame Causse Noir met zijn grillige witte kalkformaties zijn veeleisend aan de motor. De weg is nauw en soms kruisproblemen met tegenliggers. Continue in tweede versnelling geraakten we met een benepen hartje toch boven. Oef! Naar beneden viel best mee omdat ons doel: de Chaos van Montpellier le Vieux hoog gelegen ligt in de Causse Noir. Het plus punt is dat de asfaltbaan goed onderhouden is. Boven staan dennenbomen met grasvolle tussenruimten die uitnodigen tot picknick.
Een betere (bredere) weg erheen is deze van Millau uit. Maar vergis je niet. Je moet ook via haarspeldbochten even hoog de hemel in.
De rotsen van Montpellier zijn 170 miljoen jaren geleden begonnen met hun ontwikkeling. Vroeger was het zee waar zich veel sponsdieren, weekdieren, zee-egels en schaaldieren in bevonden. Hun resten kwamen op de bodem terecht waar zich een bezinksel vormde dat rijk was aan calciumcarbonaat. Dit bezinksel stapelde zich op waardoor het water uitvloeide, en veranderde in kalksteen.
Later, in deze poreuze massa van zoutoplossingen, waaronder magnesium, veranderde het kalksteen in dolomietsteen.
100 miljoen jaren geleden ontstonden de Alpen en de Pyreneeën door grote tektonische verschuivingen. De zee verdween en maakte plaats voor de hoogvlakte van de Caussus. Het regenwater werkte op het nieuwe reliëf in en tastte een gedeelte van de dolomietkalksteen aan, waardoor de opmerkelijke rotsformaties van Montpellier le Vieux ontstonden.
We bezochten het unieke natuurwonder. Eliane per toeristisch treintje. Ik gedeeltelijk. Het laatste aangeduide parkoers was voor mij het aantrekkelijkst (Ik was hier al eerder). De ‘gele route’ bevat o.a. de Roc Camparolié, de Arc de Triomphe, de krokodil, de Sphinx en de Porte de Mycènes, altijd goed voor een groepsfoto.
De chauffeur onderwees onder het rijden (enkel in het Frans) zijn passagiers bijzonderheden over het park. Dat hij niet aan een snuifje humor uit de weg ging was het aanwijzen van een rond gat in op een rotstop naast de ‘kameel’ met de uitleg dat: als de maan er door schijnt het een slecht teken was!
Na de rit hadden we een gesprek met de chauffeur. Ook hier liet de recensie zich voelen. De hoogdagen zijn niet meer twee zomerse maanden maar van half juli tot half augustus. Dan zit het seizoen er nagenoeg op.
Overnachten deden gratis (met toelating) op de parking van het park (www.montpellierlevieux.comp).
Zie ook: www.grandsitedefrance.com, www.ot-mende.fr, www.tourisme-aveyron.com en www.ot-millau.fr.